Gisteren plaatste ik een foto van New Witbuik, de laatste zoon van Young Witbuik die gevlogen heeft. Young Witbuik slijt zijn oude dagen in het noorden van het land waar hij de beschikking heeft over een grote volière.

Met Jan heb ik afgesproken dat we alle jongen na 2020 niet meer zouden spelen. Door omstandigheden belandde New Witbuik toch in de vliegploeg van 2021 en liet hij even zien wat hij kan.

De jongen van 2020 werden dus niet gespeeld, die heb ik bij Jan bekeken en twee duivinnen nam ik mee terug. Jan ging de doffers en de resterende duiven testen op de kweek.

Van de twee duivinnen die ik meenam was eentje nog te jong om van te kweken, de andere ging nét. Daar werd dus een koppel jongen van gekweekt. Afgelopen jaar kwam daar Blue Jewel uit en die won:

  • 1e provinciaal Asduif.
  • 3e Morlincourt 3.383 d.
  • 5e Niergnies 3.642 d.
  • 7e NPO Morlincourt 10.909 d.
  • 39e Pointiose 963 d.
  • 44e nationaal Asduif WHZB.
  • 52e Melun 567 d.
  • 59e Melun 477 d.
  • 65e Quiévrain 1.211 d.

 

De nestbroer van de duivin die nog te jong was om te kweken gaf bij Jan Witbuiks Best. Deze duivin won de 1e NPO / Grand Prix Reims, een ware kuitenbijter voor de jonge duiven. Ze zat samen met een hokgenoot ruim 7 minuten los vooruit in het concours. Verder won ze:

  • 1eNPO / Grand Prix Reims Afdeling 11 (449 km) 6.769 duiven (1082mpm).
  • 4nationaal Asduif Fondspiegel.
  • 15NPO Echternach Afdeling 11 (358 km) 8.921 d.
  • 50NPO Châlons-en-Champagne Afdeling 11 (465 km) 2.445 d.
  • 2Asduif Friese Fondclub.
  • 22e nationaal Asduif halve fond PIPA Rankings.

 

Witbuiks Best heeft een 100% Rocket-duif als moeder en die schuwen zulke taaie vluchten niet. Ook Witbuiks Best zal wegens haar afstamming en prestaties voor nazaten gaan zorgen, het draait immers om goede duiven en niets anders. Ze zit nu gekoppeld aan een zoon van het Millennium koppel.

New Witbuik heeft als moeder een dochter van het Millennium koppel en wordt nu gekoppeld tegen Flame, een dochter van Murphy’s Law x Olympic Millennium. Dat onze duiven elkaar links of rechts een beetje raken, daar heb ik weinig moeite mee. Dan gaan toch zeker de goede genen mee over.

In al die jaren heb ik veel hokken bezocht en vele duiven aangeschaft. Toch zijn er maar enkele doorslaggevend geweest voor mij.

Ik had een duivenkameraad die inmiddels al bijna 24 jaar niet meer onder ons is. Hij had duiven van Cees Gijzen uit Sint Willebrord, wie destijds de zaterdagsvliegers teisterde. Hij deed dat volgens mij met duiven van Jos Wouters die hij had gekruist met duiven van Gebr. Haesendonck, met name op de midfond.

Doordat ik in de jaren ‘90 regelmatig duiven ruilde met mijn kameraad, kreeg ik een jong uit zijn witte koppel. Die twee waren nagenoeg wit en stamden af van de Gijzen duiven. Het koppel had maar één jong en dat was maar goed ook, want die vulde de gehele nestschotel qua afmeting. Liet dat jong nu helemaal blauw zijn met één klein wittikje aan zijn oog.

Ik speelde ermee en verloor hem de derde vlucht. Drie weken later keerde hij als brandhout terug, zo mager dat de kleur uit zijn ogen was. Ik besloot hem in een hokje met slachtduiven te zetten. Toen ze die enkele dagen later kwamen halen, herkende ik de blauwe niet meer. Kogelrond was hij.

Ik besloot hem alsnog een tweede kans te geven op de nalijn en die greep hij aan met meerdere 1e prijzen tegen toen nog dik 3.000 duiven. Als jaarling, twee- en driejarige werd hij telkens Asduif in het samenspel op de midfond.

Uiteindelijk plaatste ik hem op het kweekhok en noemde ik hem mijn Witbuik. Al wat daaruit kwam was super met meerdere partners. De bonte die eruit kwamen werden vaak Asduiven en de krassen en blauwe wonnen dan weer teletekst.

Aan alles komt een eind en Witbuik stopte in 2007 met bevruchten. Ik plaatste hem op het nieuwe hok op eigen erf, ik had in 2006 immers alles van de hand gedaan. Hij zat daar met een laat jong tussen enkele gespeende piepers, zodat ik hem kon uitwennen. Ik kon hem niet verwijderen want de man waarvan ik hem kreeg, was reeds overleden.

Hij paarde aan met dat laatje dat ik had gekocht bij Johan Huijbregts in Zundert uit zijn 1e NPO Montluçon. Die eitjes waren toch nog bevrucht. Eén ervan werd Young Witbuik en die plaatste ik gelijk op de kweek, want hij is een kopie van zijn vader.

Young Witbuik is ook een blauwe met een kleine witte tik en lang en fors van formaat. Hij is van 2008 en bevrucht nog goed. Hij werd samen met Rocket vaandeldrager van mijn hok. Ik kruis hun jongen al meer dan 20 jaar met elkaar.

Het laatste jong dat gevlogen heeft was New Witbuik, ook een kopie van zijn vader. De moeder van New Witbuik is een dochter van het Millennium koppel, dus uit de Rocket-lijn. New Witbuik zal ook de rest van zijn dagen als kweekduif slijten. Ik hoop natuurlijk dat hij de oude Witbuik en vader Young Witbuik kan evenaren.

Kortom, als ik terugkijk brengt de oude Witbuik van 1997 al meer dan 25 jaar succes op mijn hokken, en dat terwijl hij als jong in de dodencel zat. Uiteindelijk begon de oude Witbuik in 2008 aan zijn laatste vlucht. Hij keerde niet meer terug van zijn dagelijkse rondje om het hok.

Ik hoor dat er hier en daar stevige problemen zijn met paratyfus. Zelf kreeg ik daar zo’n 10 jaar terug mee te maken, daarvoor had ik het nooit meegemaakt.

Tot die tijd kuurde ik elk jaar met hetzelfde product, waarschijnlijk nam de werking daarvan mettertijd af. Ik vaccineerde toen ook nog niet. Het kon ook door een aangekochte duif komen, dat maakte ik met wormen ook eens mee. De bak van die duif lag de dag erop helemaal onder de wormen.

Hoe dan ook, van je fouten moet je leren en reken maar dat ik mijn lesje heb geleerd. De dierenartsen ontkenden dat het paratyfus was om zo hun eigen producten in bescherming te nemen. Eén dierenarts had als oplossing alle duiven te ruimen en het hok enkele jaren leeg te laten staan. Dat ik die man nadien niet meer voor vol aan zag, zal je begrijpen.

Het vreemde was dat hoofdzakelijk mijn beste duiven ziek werden. Uiteindelijk besloot ik het roer drastisch om te gooien en heb ik alle duiven verwijderd waar ik ook maar iets aan zag, ongeacht zijn of haar prestaties.

De overige duiven kregen tien dagen Baytril en een dode entstof, gevolgd door een levende in de winter. Alle hokken werden na de kuur ontsmet met Virkon S en de jonge duiven kregen voor het vliegseizoen ook de enting met de dode entstof.

Sindsdien heb ik geen paratyfusproblemen meer gehad. Ik behandel ze wel preventief. Na het vliegseizoen kuur ik 10 dagen, gevolgd door een enting. Ik wissel elk jaar van product, zowel het kuurmiddel als de enting, om gewenning te voorkomen.

Eens per drie jaar kuur ik na het vliegseizoen tien dagen met Baytril. Voor veerbeschadigingen hoef je niet bang te zijn, ik doe dat al 10 jaar en nooit lag er een pluimpje verkeerd. Degene die denkt tegen paratyfus nooit te hoeven kuren of enten en immuniteit op te bouwen, wens ik veel succes. Allemaal leuk totdat het je treft.

Zo ben ik vanaf toen ook elke dag oregano olie over het voer gaan verstrekken. Dat oregano een beschermende werking heeft, is een feit en kon men onlangs nog lezen in het stukje van Nanne Wolff in Het Spoor der Kampioenen.

Van mijn drastische aanpak destijds heb ik geen spijt gehad, want de duiven die genezen zijn blijven wel dragers en zorgen binnen de kortste keren weer voor dezelfde problemen. Zo ruim ik nu nog steeds elke duif (jong en oud) op waarvan ik denk dat hij of zij niet fris is. Zo deed ik dat begin jaren ‘90 en zo doe ik dat nog steeds.

Entingen jonge duiven

De jonge duiven krijgen binnenkort hun rota/paramyxo enting, daarmee worden ze eenmalig gevaccineerd. Ze krijgen ook nog een pokkenenting met het borsteltje en een week of vier voor de eerste wedvlucht een enting met een dode entstof tegen paratyfus.

In het verleden heb ik ooit één keer tegen herpes geënt, maar toen kreeg ik ook gelijk te weten wat herpes was. Het leek wel alsof ik dat erin gespoten had. Dat doe ik dus nooit meer!

Het is in het kweekseizoen net zoals bij bingo: een nieuwe ronde betekent nieuwe kansen.

Ik kweek drie en van sommige zelfs vier rondes, omdat – in tegenstelling tot sommige liefhebbers – hier niet altijd alles vlekkeloos verloopt. Ik hoop met drie of vier jongen per koppel te kunnen spelen, maar uiteindelijk zijn dat er vaak maar twee of drie.

Het begint in de winterkweek meestal met wat onbevruchte eitjes en ook wordt er wel eens wat kapot gevochten. Daarnaast laat ik elk jaar per ongeluk wel een koppel eitjes vallen wanneer ik kijk of ze bevrucht zijn.

Dan begint de opkweek. Elk jaar zitten er enkele tussen die je met zes dagen amper kunt ringen en de nestligger twee dagen later met gemak. Zulke jongen kun je beter meteen verwijderen.

Ik speen de jongen vroeg, veel te vroeg volgens sommige, vaak nog niet begroeid onder de vleugels. Ik doe dit al jaren en zie dit als een kwestie van de sterkste overleeft. Dat ik daardoor wat afvallers heb, neem ik voor lief.

Ze moeten zelf de drinkgoot vinden en de voerbak wordt pas bijgevuld zodra er geen korrel maïs meer in ligt. Voor mij is alles een kwestie van selectie en die start met de opkweek van sterke, gezonde jongen die tegen een stootje kunnen.

Vanzelfsprekend hier geen enkele vorm van warmte, stro, krullen of wat dan ook. Als ik ze in het jonge duivenhok zet, liggen ze enkele dagen op wat oude kranten op de voerplank.

Op de bodem ligt Vloerdekkorrel, dus ik hoef eenmaal daags alleen maar even te kijken of er nog voer en water in de drinkgoot zit. De bakjes schrab ik in deze tijd één keer per week.

Ik heb er de tijd voor, maar ga zeker niet hele dagen bij de jongen zitten om ze over hun bolletje te aaien. Ik streef niet naar makke duiven, maar naar goede. Vier jongen hebben dan ook al hun ring moeten inleveren. Als ik denk dat het onmogelijk iets kan worden, steek ik er geen energie meer in. Het is al moeilijk genoeg met 100% perfecte jonge duiven.

Nogmaals, alles draait om selectie. Als je alleen topjongen wilt, kan je niet streng genoeg zijn. Het is beter om nu al de zwakkere te elimineren dan straks met een vol hok te gaan rijden en tegen flinke verliezen aan te lopen.

Zoals ik al zei, wordt de duivensport schreeuwend duur. Ik zie dat bijvoorbeeld aan de prijsstijgingen van duivenvoer, allerhande producten en transport. Ook dat maakt het belangrijk om harder te selecteren. En geloof mij, aan minder duiven zal je meer plezier beleven.

Zelf houd ik liever wat minder duiven dan dat ik op voer of bijproducten bespaar. Ik wil mijn duiven als topsporters begeleiden. Of dat nu 100, 80 of uiteindelijk 60 jonge duiven zijn, boeit me niet. In de jaren 2011-2015 selecteerde ik nog extremer en speelde ik met 30 jonge duiven de NPO-vluchten. Ik won daarmee wel 27 prijzen 1:4 met meerdere top 10 NPO-uitslagen.

Ik heb diverse tophokken bezocht van zowel grote als kleine spelers. Ook daar draait het om aantallen en percentages. Bij een kleine speler zie je na vijf duiven de kwaliteit afnemen en bij een grote na 50 duiven, zo simpel is dat. De kleine speler kan in een wedstrijd met vijf vroege duiven volstaan, daartegenover moet de grote speler er al 50 hebben, wat niet altijd het geval is.

Dit is een kwestie van alles goed lezen, wat vooral liefhebbers in het buitenland niet altijd doen. Zij merken het niet op dat de kleine speler er één in de top 10 NPO heeft. Wel zien ze de vijf top 10 plaatsen van de grote speler.

Maar goed, uiteindelijk draait het in de duivensport niet enkel en alleen om winnen. Het belangrijkste is om ook te kunnen genieten van de kleine dingen eromheen. Wanneer je dat kan, zal je het langst duivenliefhebber blijven.

Er ontstaat steeds meer afkeer van de methode SNEL, dat is duidelijk. Het onderstaande las ik bijvoorbeeld op de website van Theo Pander:

Zelf heb ik 20 jaar tegen het 40 km zuidelijker gelegen Urk gevlogen, op mijn flikker gehad maar ook voldoende uitgedeeld. De ene keer zij de andere keer wij. Ik denk dat de mensen die deze ongein willen potentiële losers in deze folklore zijn. Hoe bereken je waaivluchten dan?

Mijn Joop vloog in 2020 een 11e NPO op Sens, K de Jong en zoon in het 50 km noordelijker gelegen Ee had er 6 voor, geloof nooit dat dit hok ook nog een berekening nodig heeft om hun uitslag nog meer te pimpen. Kampioenen zeuren niet over dit soort zaken.

Ik ben het met Theo eens. Wij speelden in de vroegere ZNB tegen Zeeland en Oost-Brabant. Het ene jaar lag de ene hoek gunstiger, het andere jaar de andere. Weglopen van de concurrentie deden we echter niet, we namen dit voor lief zoals een echte duivenliefhebber dat doet.

Iemand met een verliezersmentaliteit zoekt altijd allerlei excuses voor zijn falen. Iemand met de mentaliteit van een kampioen accepteert zijn verlies, probeert ervan te leren en heeft respect voor degene van wie hij verloren heeft.

Men kent bij het wielrennen bijvoorbeeld ook geen extra tijd toe aan iemand die in een tijdrit met wind mee start versus iemand die even later met wind tegen of in de regen start.