Die ene goede

Als ik door de jonge duivenhokken loop denk ik niet dat ik ooit zulke kwaliteitsvolle jongen heb gekweekt als dit jaar. Alles liep van begin af aan van een leien dakje, ik heb er maar een paar verwijderd en er zijn er ook zo goed als geen kwijt.

De voorbereiding was goed en het kweekhok is stevig verjongd. Een groot deel van de toplichting van 2017 is aan het kweekhok toegevoegd en dat zie ik nu aan de jongen af. Maar goed, we zijn er nog niet. Ik heb nog geen kinderziektes gehad en ze moeten nog opgeleerd worden, dus er kan nog genoeg misgaan.

Ik heb dit jaar gekozen om de kwekers drie rondes groot te laten brengen zonder een koppel te verleggen of om te koppelen. De rondes zijn apart gespeend en ronde #1 en #2 zijn pas na de entingen samen gelaten. Ronde #3 vliegt nu om het hok. Die deur gaat over vier weken open, dan kan alles bij elkaar lopen.

Per saldo heb ik dus van bijna alle duiven zes jongen. Vier à vijf weken na het leggen van het eerste ei legden de kwekers opnieuw. Wat was ik vroeger naïef om van bepaalde koppels te blijven verleggen in de hoop hoe meer jongen, hoe meer goede ervan te hebben.

Kweekduivinnen heb ik door al dat verleggen in no-time naar de vaantjes geholpen en kweekdoffers stopten snel met bevruchten. En of je nu vier of twaalf jongen uit één koppel kweekt, de kans is even groot dat er maar één bruikbare tussen zit. Een goede kweker geeft vaak elk jaar één bruikbare tot goede duif. Je hoeft er echt geen twaalf jongen uit te kweken om je dat te realiseren.

Daarbij horen duiven waar je geen vertrouwen in hebt niet thuis op je kweekhok. Uiteindelijk draait alles om die ene topper kweken, zoals Super Rossi, Olympic Millennium of Lichte Super Rossi. Duiven die zelf super gepresteerd hebben en succesvol hun genen doorgeven. Zoals een voormalig kampioen onlangs tegen mij zei: die ene goede duif op je hok zorgt ervoor dat je in de winter alle podia mag betreden.