Het lijkt nog zo kort geleden, maar de trainingen zijn weer hervat. De duiven zijn tijdens de ergste pluimenrui binnengebleven, want ze moeten ook weer niet een te gemakkelijke prooi vormen voor kromsnavels.

Die beesten jagen hier het gehele jaar, ik zit op 2 km van een bosrijke omgeving. Maar goed, dat is de natuur en onze duiven moeten daarmee leren leven. Uiteraard is het zuur als er één wordt gepakt. Voor aanvang van het afgelopen seizoen sneuvelden mijn twee beste jonge duiven en jaarlingen van 2020.

Verder denk ik dat de oriëntatie van duiven wordt verstoord door de vele zendmasten, maar die kunnen we niet omzagen, evenals de draden die in de polders hangen. Ik kreeg van de 5e jonge duivenvlucht mijn drie beste jonge doffers tot dan toe zwaargewond terug. Twee hadden al 3x 1:100 gewonnen en waren dus plots uitgeschakeld. Inmiddels zijn ze weer in orde, maar of het nog wat wordt, is afwachten.

Zoals ik vaker heb geschreven: als duivenmelker moet je eerst leren omgaan met teleurstellingen, anders houd je het niet lang vol.

De duiven gaan er nu dus om de dag uit. De ene dag de doffers, de andere dag de duivinnen. Als ze na 10 minuten snel weer naar binnen willen, dan kan dat. Na enkele keren vrijheid zie je toch dat ze snel weer een half uur vliegen.

Duiven vasthouden in de winter doe ik al jaren niet meer. Ze gaan dan letterlijk vastroesten en vooral doffers kampen dan in het nieuwe voorjaar met vleugelproblemen. De duiven vetten zo ook niet zo snel aan en blijven alert op alle gevaren.

Daarnaast harden ze van het koude en slechtere weer. Ik wil hier geen watjes die met fluwelen handschoenen verzorgd moeten worden. Ook wil ik geen duiven die na de eerste keer kopwind met oortjes zitten.

Dat duiven ‘winterconditie opdoen’ zoals sommige je willen doen geloven, daar geloof ik niet in. Een goed verzorgde duif moet het gehele jaar in goede conditie verkeren, dat is noodzakelijk in het vliegseizoen maar ook in het rui- en kweekseizoen.

Zouden ze alleen maar goed kunnen presteren met topconditie, dan is het feest na drie vluchten voorbij. Vaak duurt dat namelijk niet langer en ik wil dat ze er altijd zijn (waarbij af en toe een mindere vlucht normaal is). Specialisatie doe ik al lang niet meer aan. Ik wil elke vlucht waaraan ik meedoe, winnen. En belangrijker nog: ervan proberen te genieten.

Om die reden dat topduiven me aan het hart liggen en ik zulke duiven nooit voor financieel gewin van de hand zal doen. In de afgelopen 5 jaar is me vaak genoeg gevraagd om alles te verkopen, maar dat gebeurt niet voordat ik dood ben of tussentijds zou beslissen te stoppen.

In beide gevallen is het einde oefening en dus geen ‘uitverkoop’ of ‘grote schoonmaak’ zoals je tegenwoordig vaak ziet wanneer men de oude meuk verkoopt om vervolgens met een 100 stuks jaarse of tweejaarse duiven verder te gaan.

Ik las in Het Spoor der Kampioenen dat men later wil beginnen in verband met roofvogels, alsof die enkele weken later opeens geen trek meer hebben in duiven.

Het grillige weer werd ook genoemd, alsof dat in mei, juni of juli niet grillig kan zijn. Begin augustus kan het extreem warm zijn als ze met de jonge duiven willen starten. Wat heb ik machtig mooi weer gekend met een vroeg voorjaar in april. Eerlijke vluchten met wind op kop.

Waarom zou je vroeg gaan kweken of opleren? Later met de oude duiven starten betekent dat je langer met die duiven doorvliegt. Daardoor heeft men straks onvoldoende tijd om hun jonge duiven fatsoenlijk op te leren.

Inmiddels weten we dat oude gezamenlijk met jonge duiven lossen tot grote problemen leidt. Dus wat gaan we doen? Inderdaad, oude met jonge duiven toestaan. Kortom, ik voorspel dat er net zoveel jonge duiven worden verspeeld als anders. Ik heb daar geen scholing voor nodig, alleen gezond verstand. Iets wat sommige bestuurders ook wel hebben, maar dus niet altijd gebruiken.

Begrijp me niet verkeerd, maar geleerd zijn of bedrijven gerund hebben is iets anders dan over een vliegprogramma beslissen. Daar is een ander soort ervaring voor nodig. Het was beter om wat allround hokken die al jaren top presteren te raadplegen in plaats van Facebook schreeuwers die nooit iets gepresteerd hebben en uit verveling anderen afkraken. Nog erger is het om een poll te raadplegen die zodanig is opgesteld dat alle antwoorden dezelfde richting uitwijzen.

Het wordt duidelijk waar de belangen liggen als je een vliegprogramma maakt met 6x meerdaagse fondvluchten en nog één optioneel. Het was beter om alles af te zetten naar het aantal ingekorfde duiven per vlucht. Ik zou zeggen: zet er drie jonge duivenvluchten bij waarvan twee boven de 400 km, dat is zeker geen geldverspilling.

5x dagfond en 5x meerdaagse vluchten is van oudsher. Vaak hebben we een extra vlucht geprobeerd, maar nooit was er deelname. Aan 7x vitesse en 7x midfond hebben de vitesse/midfondspelers meer dan genoeg, ze kunnen immers ook nog 5x nalijn vluchten spelen.

Daarbij gaat mijn voorkeur uit naar eerst vitesse afwerken voordat we aan het mid- en dagfondprogramma beginnen. Dit voorkomt dat het voor de kleine liefhebber een puinhoop wordt om hun duiven te splitsen of alweer terug te trekken. Voor liefhebbers met meer dan 100 duiven zijn er mogelijkheden genoeg in dit programma, maar de grootste groep heeft deze aantallen niet en kan die ook niet betalen.

Bij de jonge duiven moet men gewoon 12x vluchten neerzetten. Iedereen is gebaat bij drie vluchten boven de 400 km centraal in de afdeling. In zo goed als elke reportage kan je dat lezen, alleen het bestuur wil dat schijnbaar niet zien.

Bij gebrek aan beter zitten we vast aan een groep die de duivensport niet vooruit gaat helpen. Het lijkt alsof we allemaal zijn ingedommeld door mooie praatjes en alles maar accepteren. En ik maar denken dat een bestuur er is voor de leden. Onjuist, want dan hadden we dit vliegprogramma nu niet gehad.

Ik moet op mijn eerdere woorden terugkomen, maar we zijn inderdaad beter af zonder nationaal vliegprogramma. Het lijkt erop dat de afdelingen beter zelf hun eigen programma kunnen uittekenen in plaats van mee te gaan in deze opgelegde quatsch.

Over twee weken ga ik de kweekduiven koppelen, daarom worden de bakken bij de doffers weer opengezet en gaan de lichten 12 uur per dag aan. Tevens ligt overal weer een nieuwe laag Vloerdekkorrel, dus geen onnodig onderhoud hier.

Ik houd de dagen al jaren niet langer dan 12 uur. Het licht brandt hier de gehele dag totdat het in de natuur ook 12 uur licht is. Vroeger belichtte ik 4 uur langer, maar ik merkte dat de net gespeende jongen sneller hun eerste pen gingen gooien. Voor het sneller leggen hoef je het niet te doen.

In al die jaren heb ik geleerd dat een snelle leg en vlotte kweek niets te maken hebben met de kwaliteit van de jonge duiven. Te vaak verliep de kweek beroerd met per saldo uitstekende jongen. Natuurlijk zie ik graag dat alles perfect gaat, maar ook hier gaat het wel eens anders dan ik zou willen.

Duiven die telkens in de verkeerde bak vliegen zijn hier geen lang leven beschoren. Ik houd hier niet van en houd me niet bezig met die domme onruststokers die alle nesten overhoop halen.

Verleggen en omkoppelen doe ik al jaren niet meer en de prestaties zijn daar alleen maar beter van geworden. Waarom zou ik dat ook doen, want alle kweekduiven hebben mijn vertrouwen om uit te kweken, anders zaten ze er niet.

Het is allemaal mooi en aardig om 16 jongen uit één kweker te kweken, maar laat mij dan meteen de prestaties van zijn of haar beste vier kinderen zien van dat kweekjaar. Het zal gemakkelijker zijn om bij zes jongen de prestaties van de twee beste jongen te laten zien.

Elk jaar is anders qua weersomstandigheden. De ene lijn duiven kan beter met een bepaalde omstandigheid omgaan dan andere, terwijl dat in een nieuw jaar andersom kan zijn.

Ik houd een bepaald aantal bewezen kweekduiven en zes zomerjongen uit mijn beste duiven voor de kweek en dat heeft me vooralsnog geen windeieren gelegd. Elk jaar zit daar weer een kweekexemplaar tussen.

Zo zal ik ook wat duiven van een WeChat vriend uit China testen tegen enkele van mijn duiven. Voor mij is en blijft de duivensport puur hobby waarbij sociale contacten uit binnen- en buitenland belangrijk zijn. Ik ben altijd geïnteresseerd in hoe het er in andere landen aan toe gaat.

De eigen prestaties en die bij Jan staan hoog in het vaandel, vooral de onderliggende vriendschappen en dagelijkse contacten. Ik verlaat zelden het huis en ga bijna nergens op de koffie. Via WhatsApp of WeChat contact hebben met duivenliefhebbers wereldwijd is dan een mooie bezigheid. Ook met liefhebbers uit Nederland, overigens. Zowel met kampioenen als minder presterende spelers, want wat mij betreft is iedereen gelijk.

Als je in de jaren ‘90 een NPO-vlucht won, stonden er drie duivenkranten op je stoep om een pagina’s lang stuk te schrijven. Tegenwoordig zie je dat Grootmeesters van een vlucht bijna meer aandacht krijgen dan een NPO-winnaar, iets wat vele maar eens in hun duivencarrière meemaken.

Natuurlijk komt dit door de toename van het aantal NPO-vluchten van enkele jaren terug. Opeens werden midfondvluchten ook NPO-vluchten, waar dit voorheen alleen voor dagfond, overnacht- en jonge duivenklassiekers was weggelegd.

Nationaal Orléans

Ooit was er enorm veel wereldwijde belangstelling voor nationaal Orléans. Zelfs van mensen die geen duiven hadden, kreeg je respect voor Orléans. Een mooiere reclame voor de duivensport was er niet.

Ik vraag me wel eens af wat voor mensen dat waren die zoiets om zeep hebben geholpen. Niet alleen dat, maar wat voor bestuur hebben we in al die jaren gehad. Er werd niet één poging gedaan om zoiets groots terug op het programma te krijgen en daarmee onze sport de aandacht te geven die het verdient.

We zouden met zoiets de duivensport meer en meer bij het grote publiek onder de aandacht kunnen brengen alsmede buiten onze landsgrenzen. Met de Grand Prix vluchten zitten ze op het juiste spoor, al worden die alweer geboycot door de afdelingen zelf.

Je zou de exclusieve tijd terug kunnen brengen door alleen nog enkele sectorvluchten te organiseren met de oude en jonge duiven, bijvoorbeeld. Met grote deelnames en niet te veel versnipperen in kleinere sectoren.

Veilingsites

Zo zie je op de bekendere veilingsites teveel duiven onder de hamer gaan van liefhebbers die dat eigenlijk al jaren niet meer verdienen gezien hun prestaties. Ook daar is de exclusieve tijd verloren gegaan, gezamenlijk met de aandacht en de kopers.

Zoiets komt doordat we tegenwoordig met twee soorten kampioenen te maken hebben. Enerzijds de ‘mediakampioen’ die binnen elk media zijn vriendjes heeft en daar de aandacht zoekt, maar vergeet te presteren. Anderzijds de echte kampioen die super presteert maar niet diezelfde aandacht krijgt door allerlei belangen.

Elke veilingsite zou onderscheid moeten maken tussen de aangeboden duiven. Zo worden er soms duiven aangeboden die al drie keer van eigenaar zijn gewisseld. Om nog maar te zwijgen over het aantal naamduiven zoals de Kittels van tegenwoordig.

Maak een exclusieve groep van jonge duiven uit NPO-winnaars, nationale Asduiven of Olympiade duiven. Laat zulke duiven enkele weken voor aanvang van de veiling door een kampioen zonder belangen keuren. Niet goed genoeg van bouw of qua gezondheid ? Dan komt de duif niet te koop.

Zo sta ik telkens weer versteld bij elke totale verkoop hoe weinig prestatieduiven er worden aangeboden. Vaak is het alleen een kind, broer of zus van een duif die in een ver verleden iets heeft gepresteerd.

Toekomst

Nee, de exclusieve tijd is ver te zoeken, maar daar komt vanzelf verandering in. Door het dalende aantal leden zullen we in de toekomst naar grotere speelgebieden gaan en zo zal de duivensport voortleven. Weliswaar in afgeslankte vorm dus, maar potentieel met een groter karakter en aandacht wegens de grotere speelgebieden.

Tot die tijd moeten we geduld hebben en wachten tot de jongere generatie de kans krijgt om de koe bij de horens te vatten en te redden wat er te redden valt. Wat dat betreft had Maurice van der Kruk het wel bij het juiste eind met een vooruitziende blik, alleen wilde hij te grote stappen in één keer nemen. Dit brak hem uiteindelijk op.

De Asduiven van de Gouden Cracks FZN zijn ook bekend, voor mij de 1e, 2e, 7e en 8e Gouden Crack Jong met wederom veelal andere duiven. Nu dus op zes verschillende verbanden overal de 1e Asduif, maar vaak allemaal met verschillende duiven omdat iedereen zijn eigen regeltjes heeft. Ik denk niet dat hier verandering in komt. In het buitenland begrijpen ze dit al helemaal niet meer.

Nationale Asduif Jong WHZB, PIPA Rankings Jong, Fondspiegel Jong, Olympiade Jong… iedereen noemt het ‘nationale Asduif Jong’, maar wat heeft nu de meeste betekenis of waarde? Commercieel gezien natuurlijk de bekendste namen. Bij mij heeft in ieder geval niet één duif waarde, want ze zijn simpelweg niet te koop.