Een vreemde titel, maar toch hebben we er dagelijks mee te maken. Hopen dat er snel een einde komt aan de lockdown, bijvoorbeeld. En wat de duivensport betreft hopen dat we straks kunnen vliegen. Ook hebben we elk jaar hoop om enkele kampioentjes kweken.

De vliegduiven zijn inmiddels gekoppeld en ik heb alle koppels op papier gezet. In elk koppel is het Millennium koppel vertegenwoordigd. Dit komt doordat ik alleen op prestaties selecteer.

Het Millennium koppel heeft meerdere kinderen met 1e prijzen in groot verband voortgebracht. Daarnaast ook Asduiven, een NPO-winnaar, een Olympiade duif en verschillende top 10 NPO-winnaars. En dan heb ik het alleen nog maar over de eerste generatie.

Op de diverse kweekhokken bij Jan en mezelf zitten inmiddels 21 kinderen. Ook die hebben allemaal al goede jongen gegeven. Op het vlieghok zitten nog tien kinderen, vooral jaarlingen en tweejarigen. De tweejarigen hebben allen één of meerdere 1e prijzen gewonnen in het spel dat volgt op het verenigingsspel.

Kortom, ik denk niet dat er ergens een koppel te vinden is zoals het Millennium koppel. Anders zie ik hun kinderen met prestaties en DNA graag tegemoet.

Zo was ik vroeger op een zaalverkoop waar een kweekkoppel te koop was dat louter goede gaf. Het koppel ging voor goud geld van de hand, terwijl niet één van hun zogenaamde kinderen op hun ouders leek. Toen ik de verkoper na de verkoop daar wat over vroeg zei hij: “Een kweekkoppel moet je zelf maken”.

De zogenaamde kinderen hadden goede prestaties, maar de koper van het zogenaamde superkoppel had een kat in de zak gekocht. Vandaar dat het goed is dat firma’s zoals Gendika bestaan. Men zou bij elke dure aankoop uit topduiven DNA moeten vereisen.

Super Rossi, Young Witbuik en Olympic Millennium zijn individuele kweekduiven die met meerdere partners toppers gaven. Het Millennium koppel daarentegen wordt niet omgekoppeld. Hetzelfde geldt voor het Golden Pair.

Ik ontvang elke week twee duivenkrantjes, De Duif en Het Spoor. Bas Verkerk vroeg laatst of ik dit en dat niet had gelezen. Een Engelsman vroeg me gisteren hetzelfde. Eerlijk gezegd lees ik de meeste onzin over eerlijk spel niet meer. Het wordt vaak bedacht door mensen die zelf niet mee kunnen en dus maar regeltjes willen opleggen waarmee ze zelf beter voor de dag komen.

Ik heb dat vroeger allemaal al meegemaakt. Er werden fietsen, halve varkens en weet ik het wat nog meer vervlogen in de vorige eeuw. Er werden formules bedacht zodat de goede spelers hier geen kans op konden maken. Hetzelfde met de kampioenschappen. Desalniettemin liepen de topspelers met alles weg, totdat ze alles maar hebben afgeschaft.

Zelf wil ik weten wie de terechte kampioen is en wie de beste duif heeft. Een duif die Asduif wordt op het hoogste niveau, moet dat ook op de onderliggende niveaus zijn, anders kloppen de spelregels niet. Die moeten met dezelfde formule worden berekend voor alle vluchten op alle spelniveaus.

Sportblad De Duif heeft een prachtig aangewezen kampioenschap, het is alleen jammer dat het niet met Compuclub of iets dergelijks wordt bijgehouden. Dat zou nog wat meer glans aan het geheel geven.

Als ik in mijn samenspel zie hoeveel mensen hun drie getekenden weliswaar vroeg pakken, maar niet insturen. We zien dat ook met de nationale kampioenschappen in België. Vroeger zag men dat in Nederland met WHZB, daar stonden elk jaar dezelfde mensen bij de Asduiven. Nadat alles automatisch werd bijgehouden, traden er echter heel wat andere liefhebbers naar voren.

Terugkomend op de duivenkrantjes. Ik lees liever de reportages over hoe een liefhebber zijn sport beleeft en zijn duiven voorbereidt. Ik merk daarbij vrij snel wanneer iemand vrijuit praat of niet. Aan mensen die zelf niet het achterste van hun tong willen laten zien, maar wel alles van een ander willen weten, heb je niets.

Ik ben zelf recht voor zijn raap en eerlijk over mijn denkwijze en ervaringen, zowel de goede als de slechte. Dat niet iedereen daarmee om kan gaan, begrijp ik volledig. De oplossing daarvoor is echter simpel: niet naar mij luisteren en niets van mij lezen.

Ik schrijf mijn stukjes niet voor wie alles al denkt te weten, maar voor degene die openstaat voor andere inzichten en daar eventueel hun voordeel mee wil doen. Daarnaast ben ik van leven en laten leven, waarbij ik vind dat er voor iedereen voldoende spelvreugde en mogelijkheden moeten zijn.

Bon

De aanroep om bonnen blijft onverminderd, ook al schenk ik die in principe nooit. Ik zit niet meer op alle aanloop te wachten en bepaal liever zelf aan welk goed doel ik meewerk. In eigen vereniging kon ik er niet onderuit, daarom staat er een bon op TopPigeons. Het betreft een koppel eitjes, maar die bon is ook in te ruilen voor een jong ergens in april.

Wie iets uit de superkoppels wil, kan daarvoor eenmaal per jaar zijn kans grijpen op PIPA. Daar worden op dit moment duiven geveild uit het beste wat hier zit. Aan huis is daarvan uiteraard niets te koop.

Sommige liefhebbers halen net wat meer uit een duif dan andere, dat is een feit. Dit zijn vaak de liefhebbers die de hoofd- en bijzaken goed van elkaar kunnen onderscheiden en niet met alle winden meewaaien.

Er is ook een categorie liefhebbers die claimen een ‘slecht hok’ of ‘slechte ligging’ te hebben. Ik ben van mening dat een hok pas slecht is wanneer het overbevolkt en slecht verlucht is. En niet te vergeten: bewoond wordt door slechte duiven. Als je buurman in een straal van 5 km wel een vroege duif kan pakken, mag je niet over een slechte ligging praten.

In België kom je allerlei soorten hokken tegen. Bij sommige durf je amper ergens tegenaan te leunen uit angst dat alles instort. Desalniettemin kan daarop super worden gepresteerd terwijl andere paleizen amper blad raken.

Als de duivensport alleen met geld te betwisten was, viel er tegen rijke liefhebbers niet te spelen. Die kunnen immers kopen wat ze willen. Zelf weet ik dat het zo niet gaat. Jan en ik hebben ook veel – voor ons doen – dure duiven gekocht, voornamelijk uit NPO-winnaars. Daarvan was 95% niets waard, ook al kwamen ze van beroemde hokken.

Uiteraard neem ik dit niemand kwalijk, want een ieder kweekt nu eenmaal veel troep, ikzelf ook. Dat een duif duur wordt verkocht wil niet altijd zeggen dat je er veel aan hebt. Dat weten ze in het buitenland inmiddels ook. Duiven van 100.000 euro en meer hadden weliswaar top gepresteerd, maar kweekten lang niet altijd even goed.

Ik durf te zeggen dat ik zelf redelijk met duiven kan omgaan en dat als het erin zit, ik het er ook wel uit kan halen. Daartegenover staat dat wat er niet in zit, ik er ook niet uit kan halen. Met andere woorden, van een slechte duif maak ik geen goede.

Dat is nu juist het fascinerende van de duivensport; we hebben altijd nieuwe, goede hoop. Na een nieuwe aankoop of een slechte vlucht, bijvoorbeeld. Als je hier niet tegen kan, moet je geen duiven houden. Het is namelijk zelden rozengeur en maneschijn.

De vliegduiven worden weer gekoppeld en dat vergt enkele dagen tijd. Op de drie kweekhokken bevinden zich negen koppels per hok, daar ervaar ik zelden problemen. Die klus is vaak binnen één dag geklaard.

Bij de vliegduiven is dat wat anders. Zij zitten met 24 jaarlingdoffers en tien meerjarige in één hok met 34 bakken. De laatstgenoemde groep zorgt nogal eens voor problemen omdat ze zich alle bakken willen toe-eigenen.

Ik begon tien dagen geleden met bijlichten van 7.30u ‘s ochtends tot 17.30u in de avond. Ik licht nooit langer bij, want dat is nutteloos. Het enige wat je daarmee bereikt is een vroege pennenrui.

De kweekduiven krijgen dagelijks maar elf uur licht. Dat licht staat dan wel altijd aan, dus ook met zonnig weer. Bij de vliegduiven gaat het licht weer uit zodra het in de natuur langer dan tien uur licht is. Daarna start automatisch de verduistering tot half mei. Na half mei worden de dagen op het vlieghok dus pas langer.

Ook heb ik tien dagen terug alle bakken opengezet, zodat ze over de gehele bak konden beschikken. Vijf dagen voor het koppelen ging de met kranten ingepakte broedschaal erin, zodat ze daaraan konden wennen. De meeste felheid van de doffers is dan weg tegen de tijd dat ze worden gekoppeld.

Op de dag van koppelen zet ik de duiven in de middag op gevoel bijeen. Het enige wat ik beoordeel is of het niet teveel inteelt is. Compenseren hoef ik nauwelijks, want hier zitten geen extreem grote of kleine duivinnen. Ogen boeien me niet, de meeste hebben dezelfde. Kleuren al helemaal niet, want bijna alles hier is blauw of kras.

Zodra alles bijeenzit, verduister ik het hok en gaan de lichten uit. In de avond (wanneer het donker is) hef ik de verduistering op, zodat het de volgende dag langzaamaan licht wordt. De eerste drie dagen blijft het licht uit.

De volgende dag is vaak niet één duivin opengepikt en zit alles samen in de broedschaal. Wil er één niet, dan zet ik die enkele dagen in het lege jonge duivenhok zodat ze alsnog gepaard raken. De ochtend na het samen zetten laat ik ze bak voor bak los totdat zowel doffer als duivin in hun bak vliegen. Daarna volgt het volgende paar.

Het gebeurt wel eens dat ze niet allemaal dezelfde dag los kunnen. Doordat ik de eerste drie dagen geen licht aan heb, zijn de dagen namelijk kort. Die moeten dan maar op de tweede dag drinken. Voer krijgen ze de eerste drie dagen in hun woonbak, zodat ze gezamenlijk met hun duivin kunnen eten.

Als alles los is geweest, ga ik over naar twee koppels per dag en dan al snel naar drie koppels tegelijk los. Op de derde of vierde dag zit vaak alles los en zijn er nauwelijks nog problemen. Ze mogen pas weer buiten rondvliegen zodra er eitjes zijn. Ik sluit dan de partner die op het nest zit, op.

Nu hoor ik iedereen denken: waarom niet meerdere hokken? Nou, ik hou van eenvoud en heb een hekel aan geloop met veel drinkbakken. Vandaar één duivinnen- en één dofferhok.

En waarom niet langer bijlichten? Nou, dat is zinloos. Ik heb dat in het verleden bij de kwekers gedaan, het licht stond tot 22.00u aan. De jongen werden gespeend en begonnen dan al hun eerste pen te gooien. Voor het snel leggen hoef je het ook niet te doen. De kwekers krijgen twee keer per dag eten en voeren dan de jongen vol af, dus ook daar hoef je niet langer voor bij te lichten.

Nogmaals, wanneer ze hier binnen 21 dagen allemaal netjes hun tweede ei hebben, ben ik meer dan tevreden. Wie met bewijzen kan komen dat een vlotte leg ook goede jongen betekent, mag ze aan mij komen laten zien. Ik geloof hier absoluut niet in.

In de afgelopen decennia heb ik alles al eens getest en daardoor heb ik de zin en onzin van elkaar leren scheiden. Op mijn hokken gebeurt alles dan ook op basis van eigen ervaring. Want wat wordt er hier en daar toch een partij onzin verspreid door mensen die zelf niet eens blad kunnen raken.

In het algemeen worden de stambomen steeds mooier, daar doe ik zelf ook aan mee. Een stamboom wint echter geen prijzen, dat moet de duif doen. Wat je steeds vaker ziet is dat men uitpakt met andermans duiven. Men koopt een duif om de financiële waarde van zijn kinderen en niet om de kweekwaarde.

Hier gebeurt dat niet. Jan en ik hebben altijd geïnvesteerd in jongen uit NPO-winnaars of nationale Asduiven, anders komen ze niet op de kweekhokken. Alle duiven wiens jongen niet presteren op het vlieghok, vertrekken snel weer. Ik koop geen duiven om daar financieel beter van te worden, ik wil er juist sportief beter van worden.

Veel liefhebbers uit binnen- en buitenland kwamen hier op bezoek en verbaasden zich over de hokken vanwege hun eenvoud. De oude vliegduiven beschikken over 5,5 meter hok en daar werk ik alle oude duivenvluchten mee af (vitesse tot en met dagfond en nalijn).

Ik heb er alle ruimte voor, maar massa’s oude duiven zijn niet aan mij besteed. Ik probeer altijd de balans te vinden tussen hobby en vrije tijd en wil geen slaaf worden van de duiven. Vandaar dat ik jaren geleden gekozen heb voor een eenvoudig systeem en eenvoudige hokken.