Hier zit alles goed gekoppeld, de vliegduiven gaan half januari bijeen.

Je kunt beter niet koppelen wanneer de laatste pen halfdoor staat. De duiven vechten wel eens en slaan dan met hun vleugel, wat een bloedende laatste pen oplevert. De laatste pen zal ook snel afbreken wanneer hij halfdoor staat, vooral als je spijlenrekjes in de broedbakken hebt of roosters.

Je kan tegen het leggen van de eitjes je duiven nog een bad aanbieden, dat lijkt het leggen te vergemakkelijken. Een bad kan prima tijdens koud weer. Vaak moest ik tussentijds het ijs nog breken om de duiven te laten baden. Ik zou het wel in de ochtend doen.

De eitjes worden na enkele dagen verlegd, dan zitten ze snel weer met nieuwe. Uit alle duiven kweken is gedoemd te mislukken. Natuurlijk heb je de hokken zo vol wanneer je alles laat opgroeien, maar vergeet niet dat 75% van de oude vliegduiven afvalt. Heb je daaruit allemaal jongen gekweekt, dan is de hoeveelheid afval bij de jongen vaak groot.

Hier wordt dus alleen uit de kweekduiven gekweekt en uit enkele, onbewezen zomerjongen die perfect van bouw zijn en een topafstamming hebben. Van die laatste groep kweek ik maar vier jongen.

Het draait hier om kopvliegen in de afdeling of om nationale Asduiven, al kon ik daar dit jaar natuurlijk niet bij geraken met de jongen. Wij hadden immers een vlucht minder ten opzichte van concurrerende afdelingen. Daarbij was er een vlucht onder de 100 km grens, omdat een bangerik op nota bene de kortste afstand besloot de eerste vlucht onder de 100 km door te laten gaan.

Hokkampioenschappen zeggen me niet veel meer, die heb ik allemaal meermaals gewonnen op allerlei niveaus. Individuele prestaties van een duif, daar heb ik meer respect voor. Wie weet er überhaupt nog wie er vorig jaar hokkampioen was, laat staan 2e of 3e? Liefhebbers buiten de landsgrenzen hebben daar ook geen interesse in. Wel in Asduiven.

De duivensport buiten Nederland of in de media in de belangstelling brengen, lukt tegenwoordig alleen met nationale vluchten. Neem bijvoorbeeld nationaal Orléans in het verleden. Of het moet een enorm bedrag zijn voor een verkochte duif of een diefstal. In rampvluchten waarbij verliezen gedeeld worden op sociale media, is men ook wel geïnteresseerd.

De eigen kweekkoppels zijn inmiddels gekoppeld. Al met al 40 koppels, inclusief voedsterkoppels. Hier komen alle jongen uit de kwekers, van de vliegers kweek ik niet. Tot april hoop ik er zo’n 140 te kunnen ringen, dat zijn er meer dan genoeg voor mij.

Het streven is met zo’n 80 jonge duiven aan de wedvluchten te beginnen. Als ik er aan het begin van de tweede helft van het jonge duivenseizoen nog 50 heb, is dat prima. Bij de oude duiven zitten 30 koppels. Als ik daar na zes vluchten nog 40 stuks heb, is dat ook goed. Wanneer je niet meer weet waar welke duif uit komt, dan heb je er simpelweg teveel.

Afgelopen week heb ik op twee locaties duiven gekoppeld, iets wat ik normaal gesproken nooit doe. Het betreft een nieuwe combinatie die na ruim 25 jaar zonder duiven de draad weer oppakt en een buurtgenoot die op een zijspoor was beland. Beide hebben duiven van mij en uiteraard hetzelfde verzorgingspatroon. Ook voor hun geldt: je moet eerst leren lopen, voordat je kunt rennen.

Niet alle aangeschafte duiven (van wie dan ook) worden toppers op de kweek. En wanneer je met zomerjongen gaat kweken, mag je ook eigenlijk geen vlotte kweek verwachten. Maar zit er kwaliteit in, dan maakt de leeftijd niet uit. Ik kweekte uit een laatje bijvoorbeeld een 1e nationaal Asduif.

Ik kweek jaarlijks een ronde zomerjongen die pas van huis gaan wanneer ze redelijk zijn ingeruid. Ik wil ze namelijk kunnen beoordelen. Persoonlijk heb ik er een hekel aan om mensen duiven in hun maag te splitsen waaraan duidelijk te zien is dat het niets wordt. Alle zomerjongen komen hier in de buitenlucht groot en wie het daar niet mee redt, wordt uitgeselecteerd.

Een duif mag van mij best een beetje openstaan, maar dan moeten de stuitbeentjes wel stevig zijn. Een duif waarbij je met gemak twee vingers tussen eind borstbeen en begin stuitbeentjes kan leggen, vertrekt hier. Duiven die niet zijdezacht gepluimd zijn, ook. Ik wil ook geen duiven met lossen ogen, duiven die hoog op hun poten staan of extreem grote/kleine duiven.

De nieuwe combinatie was een nieuw hok aan het bouwen dat er prachtig uitzag. Een duif heeft zelf weinig luxe of warmte nodig. Wanneer je als liefhebber in deze maanden graag op het hok vertoeft, dan weet je zeker dat je in de zomermaanden geen prijs zal vliegen. Bij mij is niet één hok geïsoleerd en de voorzijde staat samen met het plafond altijd open (overdag en bij de kwekers zelfs dag én nacht).

Als beginner moet je het simpel houden en niet naar Jan en alleman luisteren. Je moet voor jezelf een eenvoudig systeem ontwikkelen dat bij jouw tijd en aandacht past. Daarom voer ik hier bijvoorbeeld al decennialang één mengeling. Mijn duiven zijn daarop geselecteerd en zullen zich nooit moddervet vreten.

Uiteraard zijn mijn bijproducten ontwikkeld voor eigen gebruik. Neem van mij aan dat als ik daar geen toegevoegde waarde in zag, ze ik ook zeker niet zou geven. Vaak duurt het maanden of zelfs jaren voordat je de échte toegevoegde waarde van bijproducten ziet die de weerstand verhogen. Zoiets gaat niet over één nacht ijs, wat veel liefhebbers denken.

Het is tenslotte allemaal een kwestie van vertrouwen en volhouden. Verder dus zoveel mogelijk zuurstof in de hokken en de duiven afharden in het najaar en het winterseizoen. Duiven die daar niet tegen kunnen, daar heb je niets aan.

Wil je vooruit, dan zal je vroeg of laat moeten investeren. Natuurlijk kan je ervoor kiezen om dat niet te doen, maar dan is de uitslag vaak al bekend en zal het seizoen hoogstwaarschijnlijk niet verlopen zoals je wilt.

Op het internet worden veel duiven aangeboden, maar ook daar blijft het oppassen met wat je koopt. Zo zijn er mensen die hun handelswaar aanprijzen als ‘superduiven’, terwijl ze zelf niet eens in eigen vereniging een fatsoenlijke prijs kunnen behalen.

Mijn tip: bestudeer op Compuclub de uitslagen in de laatste 5 jaar van de desbetreffende liefhebber. Het liefst de prestaties behaald in de afdeling waarin hij of zij speelt.

Dan zijn er nog verkopers met kleurduiven. Grijzen, bijvoorbeeld. Momenteel lijken al die grijzen kampioenen, maar ook daarvoor geldt in de meeste gevallen dat schijn bedriegt.

Dan de naamduiven. Commercieel wellicht leuk, omdat er vaak wat statiegeld op zit. Toch weet ik uit ervaring dat zelfs uit de allerbeste duif nog altijd 7 van de 10 gekweekte jongen onbruikbaar zijn. Heb jij dan één van de drie bruikbare of één van de zeven onbruikbare voor een vermogen gekocht?

Bij totale verkopen kan je vaak wel iets redelijks bemachtigen, maar pas op met oude kweekduiven. Duivinnen van 5 jaar kunnen bijvoorbeeld al een vracht eitjes hebben gelegd. Doffers van 5 à 6 jaar kunnen ook aan het eind van hun vruchtbare carrière zijn, als daar veel van is gefokt. Bij een internetverkoop kan je dan ook beter voor jonge duiven gaan in plaats van overjaarse.

Dan is er nog een verschil in waar men vliegt. In bepaalde afdelingen zijn ze erg goed met een bepaald soort duif, terwijl diezelfde soort in een andere afdeling weer niets waard is. Zo zijn er ook afdelingen waarin de gemiddelde deelnemer met meer dan 50 duiven speelt, terwijl in andere afdelingen de grootste deelnemer dat aantal niet aantikt.

Kortom, duiven bijhalen is noodzakelijk, maar ook erg moeilijk. Persoonlijk wil ik ze liever eerst zien voordat ik tot koop overga. Past de duif wel of niet bij mijn eigen soort, dat beoordeel ik toch graag even.

2024 wordt een nieuw jaar met hier in Brabant 2000 een nieuw bestuur. Ik hoop dat er een frisse wind kan waaien nu dat we drie jongelingen aan de macht krijgen. Gelukkig ditmaal ook een voorzitter die zelf super met duiven speelt en dus meer in het belang van de wedstrijden kan denken.

Op eigen hok zal er weinig wijzigen. Waarom iets veranderen als het goed loopt? Het voer bestaat natuurlijk weer uit Championsmix en NPO-mix, een mengeling die zich al jarenlang bewijst. Niet alleen hier, maar ook op tal van andere hokken in binnen- en buitenland en op alle afstanden.

Met 10 soorten zakken sleuren, daar heb ik nooit in geloofd. Ik vroeg ooit aan een fabrikant met zo’n uitgebreid gamma welke van zijn mengelingen nu eigenlijk de beste was. Hij kon daar logischerwijs geen antwoord op geven, want dan konden zijn overige samenstellingen wel de prullenbak in.

Hier wordt ook niemand gesponsord door gratis pallets voer of andere producten weg te geven in de hoop iemands naam te kunnen gebruiken voor promotiedoeleinden. Ook ik betaal gewoon net als ieder ander mijn zoon voor het voer en de bijproducten.

Reclame gaat van mond tot mond of op deze website. Alles wat onder ‘Embregts-Theunis’ wordt aangeboden is ooit ontwikkeld voor mijn eigen gebruik. Onze zoon besloot het te gaan verdelen voor zijn studieproject en omdat andere liefhebbers aangaven de producten ook eens te willen proberen.

Zo las ik ergens dat er voerfabrikanten zijn die een glans- of waxbehandeling toepassen op hun voer om het te laten blinken en zodoende ‘fris en gezond’ over te laten komen. Hier gebeurt dat dus niet. Gewoon een eerlijk en natuurlijk product, zoals het hoort. Bovendien denk ik dat zulke behandelingen de kiemkracht belemmert.

Aan de bijproducten verander ik ook niets, want ook die hebben hun meerwaarde meermaals bewezen.

Mij rest dus alleen de duiven goed te verzorgen en ze gezond te houden op een zo gemakkelijk mogelijke manier. Het komt immers 365 dagen per jaar terug.

Alles draait om goede duiven en hun bouw boeit me niet. In mijn ogen moet het met het koppie gebeuren, een aangeboren intelligentie en een groot doorzettingsvermogen. Daarbij moeten duiven over supergenen beschikken om te kunnen winnen in groot verband, maar zelfs dan kweek je nog heel veel duiven die het simpelweg niet aankunnen.

Zoals gezegd stelt het koppelen hier weinig voor. Ik moet alleen uitkijken dat ik geen nauwe inteelt krijg, maar raken doen ze elkaar allemaal wel ergens.

Ik zet ze in de avond bijeen en doe daarna meteen het licht uit. Het liefst met regenachtig weer, want dan zijn de doffers niet zo hevig. Ik sluit ze in totaal drie dagen op.

Om het half uur mag er een koppel los om wat te eten en te drinken. Op dag #2 laat ik enkele koppels tegelijk een half uur los. Op dag #3 het halve hok en op dag #4 alles tegelijk los.

Vaak zijn er dan geen problemen meer en gaat op dag #6 het stro in de broedschotel met een handje schelpenzand. Eerder heeft geen zin, dat gooien ze er toch meteen uit.

Op dag #7 gaat er een bad in en zit alles vaak op zijn plek. Duiven die dan nog lopen te vervelen, kan je eigenlijk beter verwijderen, daar zal je niet snel goede uit kweken.

Hier zijn het hokken van 12 en alle bakken in het kweekhok hebben mestschuiven. Deze worden eenmaal per week gereinigd, net als de vloer. Mijn duiven weten dat wel. Wanneer ik op het hok kom om te schrappen, zit alles in de eigen bak en sluit ik ze op zodat ik ongestoord alles zuiver kan zetten.

Op de vloer ligt tegenwoordig een laagje schelpenzand van amper een paar millimeter dik. Dit ververs ik eenmaal per week. Wijlen M. van Gastel deed dat zelfs het gehele jaar door. De stront plakt hierdoor niet aan de vloer en ook niet aan de pootjes. Doordat de hokken hier alle dagen openstaan, stoft het er niet. Dat waait er vanzelf uit.

Verder moeten we alle jaren wat geluk hebben dat we enkele toppertjes kunnen kweken die het verschil maken. De meeste duiven die we kweken zijn prijsvliegers, vandaar dat er hier geen eitjes worden uitgepeld en zwak opkomende jongen meteen worden verwijderd.

Natuurlijk gaat ook hier niet alles van een leien dakje, maar ik denk niet zozeer in aantallen. Ik wil gewoon een mooie ploeg gezonde jongen kweken waarin ik vertrouwen heb. Uiteindelijk vallen er daar ook nog genoeg van af. Of ik nu met 40, 60 of 100 duiven moet starten, maakt me eigenlijk niet uit.

Ik vind dat je niet met grote aantallen hoeft te komen om goed uit te pakken op vluchten. Ik won in het verleden meermaals 5 duiven in de top 10 NPO met amper 30 mee. Ik ben dan ook voorstander van een beperking van bijvoorbeeld 40 tellende oude en 60 tellende jonge duiven per vlucht. Hoeveel men er daarbuiten nog inkorft, maakt me niet uit.

De punten voor nationale kampioenschappen moet men uit de afdelingen of later uit de vijf sectoren nemen. Nu komen er teveel kampioenen uit mindere rayons of samenspelen tevoorschijn. Men is aan het doel van ‘nationaal’ kampioen voorbijgeschoten. Een nationaal kampioen moet dat minstens in eigen afdeling zijn, vind ik. Helaas willen de grote bazen zich hier niet mee bezighouden. Zij concentreren zich vooralsnog liever op het beperken van vluchten en afstanden.