Bijproducten. De een gelooft erin, de ander niet. Dat ze iets toevoegen aan de hedendaagse duivensport is wat mij betreft zeker. Maar goed, speel je niet verder dan 200 km, dan zullen ze vast minder toegevoegde waarde hebben.

Mijn duiven moeten van april tot september elke week top presteren en dan zijn bijproducten onvermijdelijk. Men valt vaak terug op ‘vroeger, toen…’, maar in die tijd had je zelfs nog prijs wanneer een duif van een dagfondvlucht de andere dag pas kwam aanvliegen.

Tegenwoordig weet je bij het horen van de eerste tijden dat je snel moet pakken om nog prijs te hebben. Zo gingen vroeger overnachtvluchten wel eens half de andere week af, maar nu vaak voor de middag de dag na lossing.

Kortom, bijproducten zijn belangrijk omdat we veel meer van onze duiven vragen en willen dat ze snel herstellen. Ook lijken de vluchten sneller te gaan en ligt de top steeds dichter bij elkaar. Hier vliegen ze normaal elke week, ook tussen de dagfond en de nalijn in. Rusten doen ze maar in de winter.

Selectie

Selecteren op gezondheid is erg belangrijk. Als de rest van de jonge duiven kerngezond is en eentje kwijlt er, dan is daarvoor maar één medicijn: verwijderen. En dat zonder eerst te kijken waar hij of zij van afstamt.

Ik verwijderde onlangs nog een kweekkoppel. De doffer was een zomerjong van 2021 en de duivin van 2015. Uit die duivin kwamen al wat bruikbare duiven, maar geen toppers. Ik had nu vier jongen van dit koppel en er zijn er al twee weg wegens zwakte. Vandaar dat de ouders ook konden vertrekken.

Zoals ik eerder schreef, heb ik nooit duiven te weinig. Nee, eerder teveel. Daarbij valt het niet mee om goede duiven te verwijderen, want daarvan zijn er maar zo weinig.

Het lijkt me niet moeilijk om bij mensen tegen betaling hun duiven te selecteren. De zwakkere eruit halen is simpel, toch zeker wanneer die gelijk worden verwijderd. Zij kunnen het ongelijk immers niet meer bewijzen. Een mooie bijverdienste, al zou ik zelf eerst op eigen hok beginnen voordat ik bij een ander ging selecteren.

Mocht ik er echt kijk op hebben, dan was het allemaal niet zo moeilijk. Aan het einde van het seizoen blijven hier van de 160 gekweekte zo’n 40 jonge duiven over die voldaan hebben. Hoe mooi zou het zijn dat ik voor de eerste vlucht al wist welke 40, wat zou me dat een hoop werk schelen!

Gisteren was ik bij de prijsuitreiking WHZB die na dit jaar in een nieuw jasje wordt gestoken, begreep ik.

Het was voor mij een unicum om vier achtereenvolgende jaren bij de tien beste liefhebbers van Nederland te behoren, temeer omdat er erg weinig liefhebbers uit Zeeland ‘96, Brabant 2000, Oost Brabant en Limburg bij de kampioenen waren. Dat dit meer aan het systeem ligt dan aan de duiven lijkt me duidelijk, want goede duiven zitten overal.

Wat verder opviel was dat de 1e en 2e Asduif marathon toebehoorden aan twee programmaspelers, Ruud Nijssen en Comb. Dekker. Twee hokken die niet gespecialiseerd zijn op deze discipline, maar er met een minimaal puntenverschil wel met de twee beste Asduiven vandoor gingen.

Zo bespraken we onderling dat er altijd een run was op 1e WHZB Asduiven, maar dat de meeste hun Asduif nog onder de pannen hebben wegens geen belangstelling van kopers. Men koopt nu liever hypeduiven uit Kittels of wie dan ook die nog nooit iets hebben laten zien en enkel een commerciële naam dragen. Vaak van liefhebbers die nooit iets buiten de eigen gemeente hebben gepresteerd en niet één belangrijk gewonnen nationale titel kunnen overleggen.

De nationale Asduiven van onder andere WHZB en de NPO-winnaars zijn toch zeker geen verkeerde duiven, vind ik. Daar reken ik zelfs de top 10 Asduiven per categorie bij. Echter zitten deze duiven vaak niet op een commercieel aantrekkelijk hok, vandaar dat er geen belangstelling voor ze is.

Het is voor die liefhebbers extra frustrerend om te zien dat een onbevlogen jong met een bepaalde naam in zijn stamboom dan wel een vermogen opbrengt. Vooral witte duiven lijken in trek en hebben commercieel een stap voor op duiven van een andere kleur.

Zo krom is de duivensport inmiddels geworden, men gelooft alles wat hun wordt voorgeschoteld en controleert niet of iets wel klopt. Vaak nog door liefhebbers die zelf ook niets gepresteerd hebben en nooit gaan doen, omdat zij zelf ook alle onzin binnen de duivensport maar voor waarheid aannemen.

De echte topspelers die ik ken en regelmatig spreek willen allen niet één zo’n hypeduif op hun hok hebben. Zij weten dondersgoed waar de echte goede duiven zitten, namelijk meestal op onbekende hokken. Daar wordt met respect over gesproken.

Tenslotte was het mooi om te zien dat nestor Hans Eijerkamp op 87-jarige leeftijd nog gewoon aanwezig was en gepassioneerd zoals altijd het woord nam. Al met al dus een goed verzorgde middag met prima eten en erg belangrijk: respect voor iedereen die het podium betrad en daar zijn verdiende aandacht kreeg. Zo hoort duivensport te zijn, vind ik.

Sommige liefhebbers maken zich nu al druk omdat een doffer of duivin niet terugkeert. Hierdoor hebben ze al snel het gevoel dat het niet meer uitkomt in het vlieghok.

Zelf heb ik daar geen moeite mee, ik vind dat ik altijd duiven teveel heb. Of het nu doffers, duivinnen, jongen of kwekers zijn; er kunnen er altijd wel weg.

Ik kom dus nooit een doffer of duivin tekort. Blijft er één weg? Jammer dan. De partner van die duif vindt heus wel een nieuwe.

Ik heb meermaals ervaren dat een duif wegbleef en de overblijvende partner daar niet minder om ging vliegen. Sterker nog, die ging later in het seizoen zelfs beter vliegen als er weer een andere partner gevonden was. Daarbij motiveert het ook de andere duiven in het hok wanneer er een loerende vrijgezel rondloopt.

Jonge duiven heb je al snel teveel. In vroegere jaren had ik twee grote selecties: één de week voor de eerste vlucht (dan verdween alles waar ik geen vertrouwen in had) en één na vijf vluchten (wie zich dan nog niet had laten zien ging er alsnog uit). Al met al zou men nooit moeten jammeren dat men duiven tekortkomt, want in de werkelijkheid hebben we er allemaal teveel.

In de jaren ’90 speelde ik weduwschap met de partner thuis. Ik had twaalf koppels kweekduiven, twaalf koppels vliegduiven en twaalf voedsterkoppels. Van de kwekers had ik drie rondes. De eerste ronde ging onder de voedsters, de tweede brachten ze zelf groot en de derde ging weer onder de voedsters. Daarna werden ze tegen de vliegduiven gekoppeld en brachten ze nog een ronde groot om vervolgens als thuisblijvende partner te dienen.

Vaak werden de voedsters na hun opkweekperiode verwijderd. Al met al had ik dan zo’n 80 jonge duiven. Verliezen waren er toen minder dan nu en roofvogels kende ik alleen uit de boeken. Zou ik ooit kleiner gaan wonen, dan ga ik gelijk terug naar dit oude systeem waarin alle duiven een dubbele functie hebben, maar zonder voedsters.

Morgen staat de WHZB uitreiking op het programma en de week erna de Grand Prix uitreiking, daarna zijn de seizoenen 2020 en 2021 afgesloten.

Wat dit jaar gaat brengen is nog onzeker, maar de eigen planning moet hoe dan ook kloppen. Een beetje aanmodderen is er niet meer bij tegenwoordig.

Zo zijn er her en der nogal wat jonge en oude duiven aan de roofvogel ten prooi gevallen, maar ook daarin moeten we zien te relativeren. We beginnen snel aan een nieuw vliegseizoen en dan krijgen we ook te maken met verliezen op de wedvluchten, dit was vroeger al en dat is nu niet anders.

Wat heb ik veel goede duiven met topprestaties verspeeld. Je kan daarvan wakker liggen en jezelf verwijten: “Had ik hem of haar maar op de kweek gezet”, maar aangezien je ervoor koos om te spelen mag je achteraf niet mopperen, hoe zuur het ook is wanneer je ze verliest.

Jonge duiven die ten prooi vallen, daar lig ik niet wakker van. Het is ontmoedigend, maar er zijn nu eenmaal ergere dingen in de wereld. Mocht dat niet zo zijn, dan ben je een gelukkig mens en is al het leed aan je voorbij gegaan.

Daarbij hebben de jongen nog niets gepresteerd. Vaak wordt er al een goede van gemaakt voordat ze überhaupt een mand hebben gezien. Hier komen ze uit mijn beste duiven, maar het zijn nog steeds veel meer slechte dan goede, hoe mooi ze ook zijn. Een enkel jong wordt een topper en daar krijgen ze dit jaar 3.000 prijskilometers voor om zich op te bewijzen.

Eind september wordt besloten wie nog een jaar mag blijven. Let wel, ze worden dan geselecteerd op prijsvliegen, wat niet wil zeggen dat de afvallers niet goed zouden kunnen kweken. Ze komen immers uit dezelfde koppels als hun presterende broers en zussen en hebben ook die 3.000 km overleefd, maar alles houden om te testen lukt mij nu eenmaal niet.

Sommige van mijn beste kwekers zoals het Millennium koppel, Young Witbuik, Grey Millennium en destijds ook Dragon Rocket hebben nooit gevlogen. Dus of die überhaupt iets gepresteerd zouden hebben op de wedvluchten weet ik niet, misschien waren ze er dan al lang niet meer geweest.

Dit mooie weer wijst erop dat een nieuw seizoen aanstaande is. Hier zitten de vliegduiven los en alle jongen zijn eraf.

Volgende week ga ik op controle met de duiven. Mankeren ze niets, dan doe ik ook niets. Voorheen ging ik kort na het kweekseizoen en dan werd er wel eens lichte tricho vastgesteld. Zonder behandeling ging ik enkele weken later nogmaals met diezelfde duiven langs en dan vonden ze dat niet meer.

Coccidiose of wormen hebben ze in de laatste 30 jaar maximaal één keer gevonden, terwijl ik daar nooit tegen kuur. Ik dank dit zelf aan de dagelijkse toediening van oregano olie. Luchtwegproblemen voor aanvang van een vliegseizoen ken ik ook niet.

De doffers mogen om 08.00 uur ’s ochtends één uur trainen, ongeacht het weer (daar kijk ik nooit naar). De duivinnen trainen van 17.00 tot 18.00 uur. De jonge en oude duiven trainen dus eenmaal daags.

De duiven zitten 5 weken voor de eerste vlucht los en ik toon die in tegenstelling tot andere liefhebbers niet. Ook de voeding blijft hetzelfde bij zowel de doffers als duivinnen. Opvoeren doe ik niet, bijvoeren met NPO-mix wel (zodra ze wind op kop krijgen en/of de langere afstanden starten).

In de week van de eerste vlucht laat ik ze drie dagen samen, zodat ik de ene dag de doffers kan wegbrengen op 30 km en de andere dag de duivinnen. Daarna gaan ze uiteen en zit het spel op de wagen, zelden met een slechte eerste prijsvlucht als gevolg.

Een ieder doet het op zijn manier, ik heb geen geheimen en beschrijf op deze website hoe ik het doe. Mooier dan dit kan ik het niet maken.

Voorbereiding jonge duiven

Onlangs werd me ook gevraagd hoe ik de jonge duiven voorbereid. Hier slenteren die elke morgen enkele uren rond op de grond en ze lopen gewoon voor de openstaande gaasdeuren van de oude vliegduiven. Of ze wel of niet vliegen, boeit me niet. Uren wegtrekken doen ze nooit, want ik speen altijd bij en dan trainen ze niet lang.

Halverwege mei jaag ik ze er ’s ochtends uit en ga ik er met de vlag onder, zodat ze allemaal de lucht in moeten. Dit houd ik enkele dagen vol totdat ze het hok uitstormen en gelijk de lucht in gaan. Hoe lang ze dan vliegen, maakt me niet uit. Twee weken later (eind mei) ga ik opleren. De hele bende gaat op 5 km één voor één eruit en dan is het een kwestie van aanhaken of afhaken.

Let wel, de jonge duiven hebben buiten de entingen om niet één vorm van medicatie gehad. Vroeger gaf ik bij het spenen een geeltablet, maar dat doe ik al jaren niet meer. Voor de luchtwegen kuur ik niet, de hokken staan hier altijd open.

Verder gaat niet één duif de mand in zonder dat er een uitslag aan gekoppeld is, bij mij vliegen ze enkel en alleen voor prijs. Kortom, alles gaat hier al jaren hetzelfde bij zowel de jonge als oude duiven met vaak op de eerste vlucht al topresultaten.