In de jaren dat autorijden nog niet zo’n lichamelijk probleem was, heb ik verschillende liefhebbers in België bezocht. Sommige bezoeken aan erg gepassioneerde liefhebbers staan me nog goed bij.

Bij Jef Vanwinkel zaten destijds een pak duiven, veelal wit van kleur. Van Hove-Uytterhoeven heb ik begin jaren ‘90 bezocht, zelden heb ik zo’n gepassioneerd koppel gezien als Gust en Mit. Zij waren dagelijks met de duiven bezig en voor mij waren dat super aardige mensen.

Gust mengde zijn voer toen met een handmolen en daar zat nogal wat rode maïs in. “Het beste wat er is”, zei hij. Vandaar dat dit ook in de Championsmix zit, dat heb ik gezien en geleerd bij Gust en Mit.

Zo was ik ook bij Willems in Waanrode, de man vloog super op de snelheid en gaf zijn duiven veel gerst. Drie weken voor het vliegen sloot hij de duiven op in een buitenren met enkel gerst als een soort zuiveringskuur.

Verder hield hij de wind perfect in de gaten en anticipeerde hij daarop door in het gunstigste lokaal in te manden. Dat ik met die duiven niet slaagde, kan je dus wel raden. Je moet de concurrentie juist opzoeken en niet vermijden.

Dirk van Dijck heb ik ook enkele keren bezocht. Aardigere en nuchtere mensen dan Dirk en Herman Bevers ben ik niet veel tegengekomen. Ze spraken met respect over hun concurrenten en waardeerden de prestaties van andere liefhebbers.

Zowel bij Van Hove-Uytterhoeven, Heremans, Van Dijck, Bevers en Roziers haalde ik een goede duif die bepalend werd en waarvan sommige nog steeds in diverse stamkaarten voorkomen.

De jonge duiven lijken de eerste lichte adeno variant achter de rug te hebben. De mest is weer mooi en er zijn geen brakende duiven meer. Wat ik gedaan heb? Niets. Alle kinderziektes moeten ze zelf oplossen, mits het binnen de perken blijft.

Het is niet verstandig om veel in het duivenhok te verblijven wanneer de jongen in hun pluimenrui zitten. Door overhaaste beslissingen zou je er zo een hoop naar de eeuwige jachtvelden sturen. De duiven zijn dan niet om aan te zien, vaak mager en zitten in elkaar.

Als je selecteert op bouw kan je daarmee beter wachten tot ze hun nieuwe pak aan hebben en hun lichaam vorm begint te krijgen. Wanneer je de jongen van hun ouders weghaalt, zo worden ze weer als ze volgroeid en ingepluimd zijn.

Met andere woorden, als het in de broedschotel plaatjes waren, dan worden ze dat later ook weer. Voddenbalen in de broedschaal blijven vodjes en groeien zelden tot iets moois uit, laat staan iets goeds.

Gisteren had ik het over Asduiven in diverse disciplines, zo werd ik zelf op vier spelverbanden 1e Asduif met vier verschillende duiven. In de meeste verbanden had ik ook de opvolgende Asduif:

  • 3e Asduif PIPA Rankings met Olympic Rossi uit Olympic Lion (zoon Olympic Millennium) x Athena’s Rossi (dochter Super Rossi).
  • 2e Gouden Crack FZN met Pure Gold uit Bingo x Millenniums Gold (kleindochter Millennium koppel en Super Rossi).
  • 2e Asduif Brabant 2000 met Atlantic Dragon uit Atlantic x Dragon Girl.
  • 2e Asduif samenspel met Olympic Rossi uit Olympic Lion (zoon Olympic Millennium) x Athena’s Rossi (dochter Super Rossi).

 

In het samenspel werden over 9 jonge duivenvluchten zelfs de eerste 15 Asduiven behaald. In 14 van die Asduiven is het Millennium koppel vertegenwoordigd.

Bij de oude duiven werden in het samenspel de eerste 6 Generaal Asduiven behaald over 25 tellende vluchten. Alle 6 zijn nazaten van het Millennium koppel waaronder twee rechtstreekse kinderen. Zoals ik al schreef, een waar superkoppel dus.

Alle vluchten van dit weekend zijn afgelast. Het is april, maar vanmorgen draaiden ze kerstmuziek op de radio. We leven duidelijk in andere tijden.

Met de sneeuw gaan hier geen duiven los, maar ze zaten wel gewoon in de open spoetnik. Vooral de jonge duiven leken het mooi te vinden. De oude vliegduiven hadden een bad in de ondergesneeuwde spoetnik.

Van het ene uiterste in het andere, dus. Zo loop je in een korte broek en een paar dagen later in een skipak. Van mij mag het voorjaar snel aanbreken, want ik heb het liever warm dan koud.

Een paar jonge duiven braakten. Zolang het bij enkele blijft, maak ik me geen zorgen en laat ik ze uitzieken. Het bijspenen terwijl een groot deel aan het ruien is, zorgt hier elk jaar voor lichte adeno problemen. Ze zijn wel gevaccineerd met de PMV/rota-enting, dus er vallen niet snel doden. Zolang de besmettingsgraad lager dan 20% is, grijp ik niet in.

De hedendaagse duivensport

Ik heb wel weer zin in een nieuw vliegseizoen en hoop weer een aantal mooie vluchten te kunnen winnen. Ik zal daar alles aan doen, maar je hebt natuurlijk ook wat geluk nodig.

In de hedendaagse duivensport maakt het echter niet meer uit of je alles op één hoop vliegt. Elke afdeling heeft hokken die niet te kloppen zijn, maar die niet opvallen omdat er niet over geschreven wordt. Waarom? Omdat ze als commercieel onbelangrijk worden bestempeld.

Zo schreef ik recent over de 1e WHZB Asduiven waar amper animo voor is. Nee, men betaalt liever 5x zoveel voor een onbewezen jong van een commerciële naam die ook niets gepresteerd hoeft te hebben. Er zijn zelfs hokken die niet vliegen, maar hun duiven doen wel grote bedragen uit. Ze hebben geen eigen stam of überhaupt iets gepresteerd.

Zij hebben wat dure duiven gekocht en bieden hun nazaten vervolgens als ‘exclusief’ aan. Dat heeft weinig met duivensport te maken, vind ik. Elke kampioen weet wat er moet gebeuren om aan de top te komen en daar te blijven. Zij verdienen het respect, maar krijgen dat lang niet altijd.

Asduiven en kampioenschappen

Neem de waanzin wat Asduiven betreft. Er zijn nationale Asduiven, WHZB Asduiven, Eendaagse Fondspiegel Asduiven, PIPA Asduiven… Iedereen noemt zijn winnaar “nationaal Asduif”. Dan is er nog de Olympiade duif jong die al behaald kan worden met drie natour prijzen. Zo’n duif hoeft niet eens op het jonge duivenprogramma te vliegen.

In België moet je wel heel slecht vliegen om niet bij de nationale kampioenschappen te staan. Althans, zo lijkt het, want daar kan men een blad vol schrijven met nationale titels. Over de Belgen niets dan goeds, ik kom er graag en houd van de mentaliteit, maar voor hun zou het ook beter zijn dat er één duidelijk kampioenschap is.

Men zou één nationaal kampioenschap bestaande uit 5 hokkampioenen en 5 Asduiven per spelcategorie moeten maken. Niet meer, niet minder. De punten halen uit de daarvoor aangewezen vluchten die voor het kampioenschap tellen en het liefst alleen uit de afdelingen of provincies.

Met de huidige opzet creëer je een totaal vertekend beeld. Speel je in een zwak rayon of samenspel, dan sta je bij de nationale kampioenen. Zo staat in Nederland de 1e nationaal Asduif bijvoorbeeld niet bij de eerste nationale Asduiven WHZB en vice versa.

En wie heeft bijvoorbeeld de beste jonge duif? Ik met Pure Gold die 1e Asduif werd bij WHZB en de PIPA Rankings of Comb. Koolen met hun Jaronneke die 1e nationaal Asduif werd bij de jonge duiven? Wie het weet, mag het zeggen.

Ben je nationaal Asduif, dan ben je in elke categorie lager ook 1e Asduif, zou je denken. Doordat iedereen een andere puntentelling heeft is dat dus niet het geval. Wij snappen het in Nederland al niet, laat staan dat iemand in het buitenland het begrijpt.

Zo werd ik afgelopen jaar met de jonge duiven:

  • 1e Asduif WHZB en 1e Asduif PIPA Rankings met Pure Gold uit Bingo x Millenniums Gold (kleindochter Millennium koppel).
  • 1e Gouden Crack jong met Olympic Rosa uit Urano x Olympic Millennium (dochter Millennium koppel).
  • 1e Asduif Brabant 2000 met Blue Jewel uit Millennium Boy (zoon Millennium koppel) x New Goldnugget).
  • 1e Asduif jong in het samenspel met Olympic Fairytail uit Urano x Olympic Millennium (dochter Millennium koppel).

 

Kortom, vier verschillende Asduiven in vier verschillende competities, maar wel allen nazaten van één en hetzelfde superkoppel.

Zaterdag kan je in onze afdeling meedoen op 60 km. Zelf moet ik er niet aan denken, er wordt zelfs sneeuw voorspeld.

Vorig jaar had ik midden in de week de oude duiven buiten en die belandden in een sneeuwstorm, zodanig dat ze niet eens konden vallen. Het weekend erop won ik de 1e en 2e prijs met 7 duiven in de top 10 tegen 2.100 duiven.

Ik schrijf wel vaker dat kou slechts een emotie is. Duiven kunnen daar goed tegen, als je ze maar kort bij de natuur houdt. Geen verwarmde hokken of schuifjes dicht, dus.

Tocht is veruit het slechtst en moet je vermijden, duiven moeten uit de tocht kunnen zitten. Mijn hokken zijn open aan de voorkant en dat geldt ook voor de plafonds. Waar de duiven zitten is het plafond 1,22m dicht en aan de voorzijde 1 meter open. Waar ze verblijven – in hun woonbak – tocht het dus niet.

Er liggen boomse pannen op het oude duivenhok waar je gewoon door naar buiten kunt kijken. Dit betekent dat ik wel eens sneeuw moet ruimen in het hok. Doordat de voorzijde en het plafond grotendeels open zijn, hap ik wel een stuk minder stof. En nogmaals, de duiven lijden er niet onder. Sterker nog, ik ben beter gaan vliegen sinds deze open constructie.

In een ver verleden wilde ik uithalen op de vitesse met de oude duiven. Overal hingen kachels, de temperatuur kwam ook ‘s nachts niet onder de 15 graden. Dit waren mijn slechtste jaren. Ik kwam erachter toen ik uit frustratie alle ramen en plafonds open liet staan en de duiven plots kopprijzen gingen winnen.

De destijds populaire ATX-verwarming hangt er nog, maar wordt nooit gebruikt. Na enkele weken kwam ik erachter dat ze niets toevoegden. Ik gebruikte ze om de doffers de nacht voor het inmanden warm te zetten, maar bij de duivinnen had ik die platen niet en ik merkte geen verschil. De duivinnen kwamen zelfs stukken beter.

Al doende leert men, dus. Mijn beste leermeester in de duivensport is de lange reeks domme fouten die ik gemaakt heb. Ik heb het meeste wat ik opving zelf getest, zoals wondermiddeltjes, motivatie, verluchting, trainingen, etc. Alles heb ik wel eens geprobeerd. Ook heb ik meerdere duivenhokken gebouwd en jaarlijks verbouwd, niets was me teveel.

Met de meeste bevindingen ben ik flink op mijn bek gegaan, vandaar dat ik weet dat er heel wat onzin wordt uitgekraamd in de duivensport.

Zo ben ik ook beslist geen fan van gekleurde oog-, neus- en bekdruppels. Vroeger had men de druppels van Fabry, Brux en er was ook nog een zwarte druppel. Tegenwoordig zijn er blauwe en de veelgebruikte gele bekdruppels. Ook die heb ik getest en ze brachten niets meer dan vieze handen en een boze echtgenote die de vlekken niet uit mijn kleding kreeg.