Het is geen grap, maar de eerste vlucht is hier op 1 april. Een trainingsvlucht weliswaar, de eerste van de drie. Zelf heb ik daar niet veel mee, hoewel het in april bijna altijd prachtig weer is. Zonder competitieverband haal ik er simpelweg geen voldoening uit. Op 21 juni is de eerste trainingsvlucht van de jonge duiven en op 15 juli de eerste prijsvlucht. Daar start ik dus op 15 juli.

Hier hebben sommige rayons de afgelopen jaren meerdere externe oefenvluchten georganiseerd. Per saldo verloren zij evenveel duiven dan de rayons die deze mogelijkheid niet hadden. Zoals ik vaker aangeef, al dat vele rijden maakt een duif niet altijd slimmer.

Er is een groep liefhebbers die graag zoveel mogelijk opleervluchten afwerkt, om er na enkele prijsvluchten achter te komen dat het toch niet gaat zoals men wil. Vandaar dat ik alleen meespeel wanneer er een uitslag aan verbonden is. Daarbij denk ik dat je oude duiven voor het seizoen niet teveel moet trainen.

Als ze goed aan huis trainen en gezond zijn, volstaan één of twee korte vluchtjes tot 30 km. Ze vliegen zichzelf in conditie zodra de wedstrijden starten en je zal zien dat ze het langer volhouden. Al die duiven waar al flink mee gereden is, geven het eerder op en komen vervolgens steeds later thuis.

Zo zie ik dat ook met het verwarmen van duivenhokken de eerste vluchten. Na enkele vluchten betaal je de rekening. Ik geloof daar al lang niet meer in. Hier staan de hokken en plafonds hele dagen open, tenzij er slagregen op staat. Ze gaan open zodra de verduistering wordt opgeheven en dicht wanneer ze weer verduisterd worden.

“Als jouw oude duiven ook tricho hebben, waarom steek je die dan ook niet BelgaMagix op?”, werd me gevraagd. Deze duiven hebben de weerstand om dit zelf op te lossen, plus het duurt nog ruim 5 weken voordat de eerste prijsvlucht begint.

De oude duiven zien er verder top uit en de afspraak was dan ook om over 14 dagen nogmaals een uitstrijkje te maken. Mocht het dan nog niet weg zijn, dan geef ik alsnog een tablet.

Normaal grijp ik bij de jonge duiven ook niet in, want die kunnen lichte tricho ook best zonder medicatie overwinnen. Ik ga daar normaliter pas 6 weken voor hun eerste prijsvlucht mee op consult. Nu dus wat eerder dan gepland, omdat ik aan enkele jonge duiven wat zag.

Ik geniet nog steeds elke dag van de omgang met duiven en respecteer iedereen die evenveel van deze hobby geniet, ongeacht zijn of haar prestaties.

Iemand vroeg onlangs of ik de kopers van een door mij geschonken bon toch wel de eitjes uit mijn beste duiven gaf. Hij stelde deze vraag op zo’n manier dat het op mij overkwam alsof ik die mensen zou afschepen met wat eitjes van de voedsterduiven.

De koper van een geschonken bon bepaalt zelf welk bedrag hij daarvoor uitgeeft. De organisatie waaraan de bon geschonken is hoopt natuurlijk op zoveel mogelijk, zodat zij het goede doel kan verwezenlijken.

Vanzelfsprekend probeer ik iedereen goed te helpen, maar let wel: ik kan niet in een duif kijken, laat staan in een ei. Het enige wat ik kan doen is de koper van de geschonken bon niet één, maar twee koppels eitjes meegeven uit de vliegduiven.

Op het vlieghok zitten eveneens duiven die 1e provinciaal Asduif zijn, in groot verband 1e prijzen of top 10 NPO hebben gewonnen of bij de top 10 nationale Asduiven staan. Kortom, ook daar aan kwaliteit geen gebrek. De eitjes gaan na ruim een week pas weg, zodat ik kan zien of ze bevrucht zijn.

Ik heb mijn duiven om mee te spelen en er samen met mijn gezin van te genieten. Kinderen uit mijn Olympiade duif bijvoorbeeld, belanden gewoon op het vlieghok om mee te spelen. Ook dit jaar zitten er weer acht van op het jonge duivenhok.

Op de bovenstaande foto zie je een zoon van haar, deze heb ik afgelopen jaar geschonken aan goede vriend Peter Colijn. Goede vriendschappen zijn belangrijk voor mij. Als je iets weggeeft aan een goede vriend, moet je dat van je beste doen, zo simpel is dat.

Ik ben sinds 1989 jaarlijks aan het investeren in – hopelijk – betere duiven. Sommige kocht ik te goedkoop, sommige te duur. Dan heb ik het nog niet over al die hokken die ik heb gebouwd en verbouwd in de hoop ooit aan de top te geraken. Daarnaast heb ik in die 34 jaar al mijn vrije tijd opgeofferd welke ik ook aan mijn gezin had kunnen en misschien wel had moeten besteden.

Men zegt wel eens dat het voor mij o zo makkelijk is en het me allemaal is komen aanwaaien, maar dat is niet zo. Wat vandaag de dag staat heb ik samen en mede door de steun van mijn gezin kunnen opbouwen. Zij gaven mij daarvoor de vrijheid tussen mijn drukke 7-daagse werkzaamheden door.

Roddelen is menseigen. “Hij geeft dit of doet dat”. Echt, ik heb alles al eens gehoord en het boeit me verder niets. Er zijn mensen die een bedrijf vanuit het niets hebben opgebouwd door hard te werken en daar al hun vrije tijd in te steken. Slechts enkele zijn jaren later eindelijk succesvol. Waarom zou je daar geen respect voor hebben? En hoezo is dat voor een hobby anders?

Zo zit er in Zeeland een liefhebber van 84 jaar die super presteert, hij doet daar alles voor. Dit was in 1991 al, toen ik hem bezocht en hij een prille 50’er was. Zo’n mens verdient mijn respect. Tegenslagen heeft hij op duivengebied ook genoeg te verwerken gehad, maar zijn wil om te winnen bleef sterk genoeg om te blijven presteren.

Veel liefhebbers waren in hun drukke, werkzame jaren actiever in de verzorging van hun duiven dan toen ze eenmaal met pensioen gingen. Gemakzucht speelt daarin vaak een grote rol.

Respect heb ik overigens ook voor de kampioenen van nu die 30 jaar terug ook al de boventoon voerden in hun afdeling. Jammer voor hun is dat er nooit aandacht aan hun prestaties werd besteed. Commercieel niet aantrekkelijk genoeg voor de man met de pen. Vandaar dat ik minder op heb met alle omhoog geschreven wonderboys die enkele jaren goed spelen en vervolgens snel cashen.

Er telt voor mij maar één ding en dat is 1e prijzen winnen. Dat is het eerlijkst, al heb je soms de wind mee of tegen. In beide gevallen heb ik in groot verband kunnen winnen. Zo won ik NPO-vluchten terwijl we hier kansloos waren met een harde westenwind, maar door een buienfront op de vlieglijn namen die duiven een andere lijn.

Zowel bekende als onbekende hokken kunnen provinciale vluchten winnen. De meeste kampioenschappen daarentegen zijn afhankelijk van in welk samenspel je speelt. Zit je in een samenspel met of zonder tegenstand. Zouden de punten uit de afdelingen worden gehaald, dan krijg je heel wat andere nationale kampioenen, zo simpel is dat.

Hier geen duiven los met deze wind, dat is nergens goed voor. De duiven kunnen zich alleen maar blesseren en jonge duiven waar een roofvogel tussen slaat, vliegen met zulke wind te ver van huis.

Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om met de oude en jonge duiven naar De Weerd te gaan voor een controle. De mest was goed, maar er zat wel lichte tricho op. Bij de oude duiven doe ik niets, maar de jonge duiven heb ik op advies van Jan en Henk wel BelgaMagix opgestoken.

De jonge duiven laat ik nu niet uitzieken. Ik speen regelmatig bij en veel jongen zijn stevig aan het ruien, waardoor hun weerstand minder is. Vandaar de keuze om ze toch middels een tablet te behandelen. De hokken staan gewoon open met deze harde wind, dus alle stof waait er meteen uit.

Zaterdagmiddag ben ik even naar een PIPA bijeenkomst geweest in Klaaswaal. Eigenlijk moest ik ook naar de Fondspiegel, maar ik kan mezelf niet opdelen. Volgende week is de laatste prijsuitreiking van het jaar in Vianen en dan kan het nieuwe seizoen beginnen.

De eerste trainingsvluchten zijn op 1 april (55 km), 8 april (93 km) en 15 april (143 km). Als men daar prijsvluchten van maakt, doe ik mee. Zo niet, dan start ik 22 april (143 km) op de eerste prijsvlucht.

Het seizoen is lang en ik ben erg fanatiek. Ik probeer elke vlucht te winnen, maar dat zal zeker niet lukken. Andere doelen heb ik niet, ik leef van vlucht tot vlucht en probeer elke week een goed resultaat te behalen.

De afstand maakt me niet uit. In principe moeten de duiven hier alle afstanden aankunnen. Zo niet, dan zijn ze niet geschikt voor mij. Afstandsgeschikte duiven heb ik niet. Snelheidsduiven die alleen tot 300 km kunnen wil ik niet, evenals duiven die onder de 400 km geen prijs kunnen behalen.

Iedereen praat nu over hoe de kweek gaat. Bij mij verloopt het kweekseizoen prima, ik heb daar zelden of nooit problemen mee. Uiteraard is hier ook wel eens een ei of koppel onbevrucht en komt er wel eens een jong niet naar mijn zin op.

Als ik er 100 ring, zijn die natuurlijk niet alle 100 perfect. Mezelf voorliegen kan ik niet, daar ben ik te realistisch voor. Uiteindelijk gaat het om een handjevol duiven dat het verschil gaat maken, dat is nooit anders geweest.

Het is belangrijk om een goede voorbereiding te treffen richting de kweekperiode. Hier hoort vanzelfsprekend een goede basisgezondheid bij en die bewerkstellig ik met de eigen productenlijn.

Je moet ook kunnen zien of de duiven er klaar voor zijn. De andere dag moet alles met elkaar in goede harmonie gekoppeld zijn. Duiven die elkaar aanvallen tijdens het koppelen, zijn er nog niet klaar voor. Duiven die in andere bakken vliegen om alles kapot te vechten, ook niet.

Rond april maak ik nog tien mooie koppelingen van wat ik denk dat mijn beste duiven zijn. Uit de jongen daarvan selecteer ik enkele duivinnen om het kweekhok aan te vullen.

Zoals meermaals vermeld hebben mijn beste kweekduiven nooit gevlogen, dat waren zomerjongen uit speciaal daarvoor gemaakte koppelingen. Die moeten uiteraard perfect van bouw zijn en ze moeten me meer dan 100% aanstaan, wil ik ze op de kweek zetten.

Ik zeg wel eens gekscherend: “De trek ligt waar de beste spelers zitten”. Vele zullen dat niet met mij eens zijn, maar in het verleden was tegen bepaalde dorpen nu eenmaal geen kruid gewassen. Vaak zaten daar meerdere topspelers.

Toen die eenmaal waren gestopt – om welke reden dan ook – zag je de trek omgaan. De vroege duiven vielen plots elders en de nog aanwezige leden in het dorp konden ineens geen vroege prijzen meer pakken. Een logische verklaring, de topspelers waren er niet meer.

Een ander voorbeeld. Men kon op sommige plaatsen geen vroege prijzen behalen, totdat enkele spelers die kort bij elkaar woonden echt goede duiven opdeden. Plotseling vielen er wel vroege prijzen te behalen, ongeacht de wind.

Het is vanzelfsprekend – al zullen vele het ook hier niet mee eens zijn – dat waar enkele grote inkorvers met goede duiven spelen, ook de liefhebbers eromheen zo nu en dan een vroege duif pakken.

Voor mij wordt de trek dus wel degelijk bepaald door een gebied waar veel goed spelende liefhebbers bij elkaar wonen. Hoe de wind ook staat, daar vallen altijd vroege duiven.

Concoursen worden gewonnen door duiven die de kortst mogelijke rechte lijn huiswaarts nemen, daar heb ik geen GPS-ring voor nodig. Dit is waar duivensport om draait. Hoeveel goede duiven die kant op moeten, speelt beslist een rol.

Het is niet moeilijk rekenen. Stel dat 1 op de 10 duiven een goede is, dan kan een goede speler met 100 duiven over 10 goede beschikken. Moeten er 10 of 1 een bepaalde richting op, dat is nogal een verschil. Daarbij maakt een grote groep een hogere snelheid dan een individu.

Liefhebbers die voorheen de pannen van het dak vlogen en nu niet meer, kunnen beter niet klagen dat de trek verlegd is. Zij beschikken in de meeste gevallen simpelweg niet meer over de duiven die voorheen het verschil maakten. Vandaar dat goede duiven in mijn ogen de trek bepalen.

Natuurlijk heb ik het niet over een individuele vlucht, maar over een heel seizoen. Eén vlucht goed spelen kan gelukkig iedereen, maar er elke vlucht staan ongeacht de wind, is een ander verhaal.

Zo sprak ik onlangs iemand die het voorbeeld van een grotere liefhebber aandroeg die met grote regelmaat de eerste tien prijzen won. Mij zegt dat niets, zeker niet wanneer er tussen de 1e en 10e duif met minuten wordt gestrooid.

Dit zegt meer over de concurrentie waartegen hij/zij speelt. In onze vereniging krijg je dat niet eens één keer per jaar voor elkaar. Daarbij kon een duif 30 jaar geleden best 10 minuten los spelen, maar vandaag de dag is het in een sterke afdeling een secondespel. Ook op de dagfond.

Over de ongelijkheid bij one loft races zullen we het maar niet hebben, ook dat is procentueel. In de ogen van one loft superster Mike Ganus moet je met een heel leger ten strijde trekken en niet met een paar soldaten. Zolang die gedachtegang er is, zal je mij daar niet zien. Iedereen 5 of 10 duiven, dat lijkt me een mooie one loft uitdaging.