De meeste kweekduiven worden de komende weken gekoppeld en dan kan voor iedereen het nieuwe jaar beginnen. Nog vier prijsuitreikingen en dan zit ook dat er weer op.

Persoonlijk vind ik dat er teveel prijsuitreikingen zijn. Van mij mogen ze best alle samenspelen en Rayons laten vallen en alleen nog maar afdelingsspel spelen en daar alle punten uit pakken voor ieder gerespecteerd kampioenschap. Daarbij denk ik aan nationale Olympiades, WHZB en per categorie een paar aftrekvluchten.

Nu worden teveel mensen die uitblinken in een zwak samenspel waar ze hun punten uit kunnen laten tellen, kampioen. Daarbij is er in de samenspelen en Rayons gewoon geen geld meer om een fatsoenlijke prijsuitreiking te organiseren, laat staan een vrouwvriendelijke.

Vooruit met de geit

Ik had het er gisteren nog over met onze NPO voorzitter: de 50-ers van nu moeten de kar gaan trekken, de 70+’ers willen niet wijken of vooruitdenken. Dertig jaar geleden vond ik iemand van 50 al oud, nu zijn het jeugdspelers.

Ondanks dat moeten we doorzetten, willen we iets bereiken. Over vijf jaar zijn ook wij op weg naar de 60 en zakt ook bij ons de motivatie weg. Het probleem is dat achter ons een gapend leeg gat volgt, dat niet meer gevuld gaat worden.

Als men iets wil bereiken, dan zullen er snel spijkers met koppen geslagen moeten worden. We moeten zo snel mogelijk veranderingen doorvoeren en hier geen jaren over vergaderen. Daar is de duivensport niet bij gebaat.

De sneeuw is weer verdwenen en we kregen er regen voor terug. Zondagochtend viel hier fijne stuifsneeuw buiten, en dan weet ik het meestal wel: dan ligt het ook in het duivenhok.

Boomse pannen zijn ideaal voor de verluchting, maar met fijne sneeuw in combinatie met wind is het binnen net zo wit als buiten. Maar goed, een aangenaam hok in de winter is meestal een slecht hok in de zomer en duiven kunnen meer hebben dan mensen.

Verwarmen of niet?

We moeten onze duiven niet teveel in de watten leggen en het ze aangenaam maken door te verwarmen of plafondschuiven dicht te doen. Hier dus – zoals u weet – zoveel mogelijk alles open. De plafondschuiven staan altijd open en worden al jaren niet meer gebruikt.

De voorkant bij de vliegduiven staat bij normaal (droog) weer ook voor 50% open en bij de kwekers bestaat de voorkant zelfs volledig uit gaas. Nee, ik ben door de jaren heen een stuk harder geworden voor mijn duiven.

Dit staat haaks op de werkwijze van een snelheidsspeler, die vaak met warmte werkt. Ondanks dat doe ik ook op snelheidsvluchten voor niemand onder, terwijl mijn duiven zich beter voelen bij verdere en zwaardere vluchten.

Al met al kunnen duiven veel hebben, maar je moet ze wel afharden. Ik merk dat vaak met aangeschafte duiven, die hebben het hier de eerste weken erg moeilijk. Toch is dit een vereiste, anders gaan ze ongeacht hun kostprijs snel naar de eeuwige jachtvelden.

Duivensport hoeft niet ingewikkeld te zijn

Het is een kwestie van goede verzorging, goede voeding en de ogen twaalf maanden per jaar open houden. Kwaliteit kun je ook met minder financiële mogelijkheden opschroeven. In het najaar kan men bij iedere onbekende speler terecht voor eitjes (oké, je moet er een jaar langer geduld mee hebben).

Kweek voldoende jonge duiven en speel deze zoveel mogelijk. De beste houd je, zonder te kijken waar ze uit komen. Dat komt pas na de selectie.

Ik geloof overigens niet in afstand geschikte duiven. Ook fabeltjes als “je haalt de snelheid uit duiven als je ze op langere vluchten speelt” of “je speelt ze verrot” zijn niet aan mij besteed. Als je ze niet speelt op verdere vluchten, zal je nooit te weten komen wat ze aankunnen.

Maar nogmaals: geef voldoende vetten als je boven de 400 km gaat spelen. Ik geef ze zelf twee dagen voor inkorven 5 gram NPO-mix extra in de avond en op de dag van inkorven maar liefst 20 gram NPO-mix in de middag (zie hier het voedingsschema wat ik jaarrond aanhoud).

Ik heb twee hobby’s (of passies, net hoe je het noemen wil) en dat zijn mijn duiven en de tuin. Niet zozeer om hele dagen over te praten, maar wel om hele dagen mee bezig te zijn.

De duiven zijn inmiddels gekoppeld en de kwekers en vliegers worden eenmaal daags van hun natje en droogje voorzien. Meer is op dit moment niet nodig en totaal overbodig.

Tijd over dus voor een grondige renovatie en verjonging van de tuin. Vroeger zou ik daar mijn hand niet voor omdraaien, maar ook ik word ouder, dus heb ik wat hulp ingeschakeld. Samen met een andere tuinliefhebber heb ik alles verplant en verjongd, om de boel fris en gezond te houden (ook in het kweekhok is zoiets wel eens hard nodig!).

Gisteren is een vrachtwagentje vol nieuw plantmateriaal geleverd door Jacko Maas van Maasplant, die over een groot deel in Europa actief is in de plantenhandel. Daarbij is Jacko ook nog eens actief in de duivensport, wat hem goed afgaat, voornamelijk op de zwaardere vluchten.

De basis moet uitstekend zijn

Mooi en gezond uitgangsmateriaal is waar het bij planten om gaat, maar dat geldt natuurlijk ook voor het kweken van postduiven. Ook daar moet je met perfect uitgangsmateriaal aan de gang, wil je kans van slagen hebben.

Als je duiven moet compenseren in de kweek, dan begin je al verkeerd. Dat is het teken dat Ă©Ă©n van de twee niet thuishoort op het kweekhok. Goed gebouwde duiven uit topduiven – het liefst met topprestaties – zoveel mogelijk aan elkaar verwant, zonder te zware inteelt (25% is toelaatbaar), daarmee kan je een stam opbouwen. Met een vreemdelingenlegioen ga je de oorlog niet winnen.

Het is een kunst om duiven te hebben die je niet in de steek laten, of het nu een 100 of 700 km vlucht betreft, wind mee of op kop. Daar draait het om. Daar moet je naar zoeken en op selecteren. Daarbij is de mand de scherprechter. Duiven die het niet kunnen, vallen vanzelf af en met degene die overschieten, kan je een hok opbouwen.

Het is daarbij wel de taak van de verzorger om ervoor te zorgen dat het de duiven aan niets ontbreekt. Voldoende vetten zijn essentieel, ook (of vooral) in deze tijd van het jaar. Met 80% Championsmix en 20% NPO-mix weet je zeker dat ze jaarrond de juiste verhouding vetten binnenkrijgen.

Je bent zelf verantwoordelijk als er in het voortraject fouten worden gemaakt, bijvoorbeeld door onjuist voeren. Zieke duiven, ongetrainde duiven of ondervoede duiven gaan het bij dit systeem niet redden. Helaas komt boontje dan vaak om zijn loontje.

Ik ben de lijst met nazaten van Super Rossi aan het bijwerken. Eind februari worden nog twee inteeltkinderen geveild via PIPA. Eigenlijk was ik dit niet van plan, maar op verzoek van een Nederlandse PIPA agent heb ik hem dit najaar op zijn dochter Super Daisy gezet, die onder andere een 1e NPO Argenton won dit jaar. Na deze veiling zal dit dus niet meer gebeuren.

Alleen al dit jaar won een dochter de 1e NPO Argenton en een kleinzoon de 1e NPO Gien + 2e in de sector. De 2e en 3e Olympiade duiven van Italië zijn kleinzonen van Super Rossi en ook Jan Timmermans prolongeerde weer de 1e Asduif Friese fondclub met een kleinkind van hem. De 3e Asduif van Maarten Huijsmans dit jaar is een achterkleinkind van Super Rossi.

olimpic-super-rossi

Inmiddels een aardige lijst dus. Ik zal me maar beperken tot de top 10 Provinciaal. De nazaten die een eerste prijs wonnen, zijn inmiddels niet meer te tellen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over kleinkinderen die bij Maarten Huijsmans zitten die dit jaar meerdere 1e prijzen wonnen in het Rayon. Hetzelfde geldt voor kleinkinderen die bij Rene Roks zitten.

Ik denk niet dat er in Nederland veel liefhebbers zijn die dezelfde adelbrieven kunnen voorleggen van zo’n kweekduif, die in meerdere generaties vererft terwijl hij zelf nog leeft.

De kweek is in volle gang: op drie dagen verschil zitten 34 van de 36 koppels op eitjes, dat valt dus niet tegen.

Een vlotte leg is echter geen garantie voor succes. Ik heb het allemaal meegemaakt: dat duiven slecht op eieren kwamen, dat er verschillende eitjes onbevrucht waren, noem maar op. Ondanks dat, heb ik in dat soort jaren vaak toch een goed seizoen gedraaid met de jonge duiven.

Het jaar 2007-2008 staat me nog goed bij, de eerste keer dat ik mijn duiven thuis hield op nieuwe hokken. Ik had acht kweekkoppels samen gezet, een pak erwtenstro erin en klaar. Alle acht hadden op de tiende dag hun eerste ei gelegd en waren allemaal bevrucht. De eitjes kwamen uit en de dag dat ik ze wilde ringen, lag op drie na alles dood.

Uiteraard de duiven na laten kijken, maar men kon niets vinden. De opvolgende rondes waren gewoon weer normaal en de jongen kwamen super op. Nu denk ik jaren nadien dat het aan het stro lag. Het erwtenstro was toen niet vers en te vast geperst in het pak, wat vaak betekent dat ze met nat weer geperst zijn met schimmel als gevolg.

De drie jongen die het overleefden werden drie uitstekende duiven: Golden Cannonbal, Golden Bingo en Golden Baron. Zij wonnen alle drie meerdere 1e prijzen en vlogen teletekst. Jaren nadien gaven ze toppers, waaronder de 1e Nationaal Orléans tegen 58.000 duiven. Vandaar dus mijn betoog dat een mindere kweek niet altijd iets hoeft te zeggen.