In deze tijd krijg ik geregeld vragen over het kweekseizoen. Het enige wat ik kan doen is hier vertellen hoe ik het aanpak. Wat een ieder daarmee doet is aan hem of haar zelf.

Vier weken voor het koppelen worden mijn kweekduiven ingeënt tegen paramyxo. Twee weken voor het koppelen gaan dagelijks de lichten aan van 7u tot 19u en gaan de bakken van de kweekduiven open. Zo kunnen ze er een uitzoeken. Wie er geen gevonden heeft, krijgt er tijdens het koppelen een toegewezen.

De met kranten ingepakte broedschotel gaat drie dagen voor het koppelen de bakken in. Op de dag van koppelen zet ik rond 16u op gevoel de koppels bijeen. Zodra alles bij elkaar zit gaat het licht uit en is het inmiddels bijna donker buiten. Het licht blijft dan drie dagen uit, zodat de duiven niet te fel zijn.

In de drie dagen dat het licht uit is laat ik om beurten een koppel los voor een uur. Op de tweede dag twee koppels tegelijk en op de derde dag meerdere koppels tegelijk. Op de vierde dag – wanneer het licht weer twaalf uur per dag aangaat – zit alles los.

Natuurlijk heb ook ik wel eens een koppige duivin die terug wil in haar bak van vorig jaar. Die sluit ik dan gewoon wat langer op totdat de nieuwe bewoner genoeg zelfvertrouwen heeft om haar eruit te jagen.

Kapot gepikte duivinnen heb ik nooit. Vaak zijn dat duiven waarbij de rui nog niet voltooid is en die er dus nog niet klaar voor zijn. Kapot gevochten eitjes komen hier ook wel eens voor, maar daar blijft het wel bij.

Verder gaat hier nu elke dag onze Origanum Red en Champions Mineralenmix over het voer, zodat ze alles binnenkrijgen wat ze nodig hebben.

De eerste duivinnen begonnen acht dagen na de koppeling te leggen en de laatste duivin na dertien dagen. Van de 28 koppels hadden twee zomerjong doffers niet bevrucht en was bij het Millennium koppel één ei onbevrucht.

Wijzigingen ten opzichte van vroeger

Voorkoppelen doe ik niet meer. Hetzelfde geldt voor het verleggen van eitjes, dat deed ik vroeger zelfs tot 6x van de topkoppels waarna ik uiteindelijk twee à drie bruikbare duiven overhield. Nu brengen ze zelf drie rondes achter elkaar op en kweek ik alsnog twee à drie bruikbare jongen van de topkoppels.

Ook ben ik gestopt met omkoppelen. Als beide ouderparen over voldoende kwaliteit beschikken, hoef je dat niet te doen. Ik kweek uit alle 28 koppels. Het ene jaar geeft het ene koppel betere jongen dan het andere, maar ik heb in ieder koppel evenveel vertrouwen, anders zouden ze er niet zitten.

Kweken uit vliegduiven

Uit de beste vliegduiven ga ik ook jongen aanhouden. Ik heb namelijk gemerkt dat de beste vliegduiven later vaak ook de beste kweekduiven worden. Bij de vliegduiven hanteer ik dezelfde koppel- en belichtingsmethode als bij de kweekduiven, dus zoals hierboven beschreven.

De vliegduiven die tussen eind januari en half februari bijeen worden gezet, brengen één koppel jongen groot. Ze broeden aansluitend tien dagen waarna ze op weduwschap gaan en tot 15 mei worden verduisterd.

Dat tien dagen broeden doe ik om ze zolang mogelijk gekoppeld te houden. Hier heb ik nooit last van duivinnen die aanparen, zij zitten gewoon los op het hok zonder elastieken rollen of wat voor onzin dan ook op de bodem.

Kortom, zo doe ik het dus (al jaren). Ik verdiep me niet meer in hoe anderen het doen, want dit is voor mij na al die jaren de meest succesvolle manier gebleken. Bovendien moet iedereen hier zijn eigen weg in zien te vinden.

Op de bovenstaande foto sta ik met Willem van Peer en Jan Boeren. Jan was Willem zijn beste vriend (de Krulle) die helaas kort nadien overleed. Deze foto werd gemaakt naar aanleiding van weer een door Willem gewonnen midfond concours vanuit Étampes.

Het meeste heb ik in al die jaren van mijn eigen fouten geleerd, maar van wijlen Willem van Peer (Willem van Schutters) leerde ik dat het om kwaliteit gaat en niet om kwantiteit.

Er is me veel bijgebleven van die jaren. Ik werkte in de bouw en at vaak tussen de middag bij Willem mijn brood op om over duiven te kletsen. We leerden de duiven vaak samen op in allerlei polders in België waar hij de weg wist. Ook bezochten we daar verschillende hokken van vaak snelheidsspelers.

Wij lieten de voorloper van de Championsmix in Boechout mengen in jute balen van 50 kg. Met een te zwaar beladen aanhanger reden we dan weer richting Nederland. Willem had geen rijbewijs en dat kwam slecht uit toen hij begin jaren ‘90 een auto won. Zijn vrouw Nel moest toen alsnog rijlessen nemen.

Hij leerde mij hoe een goede duif aanvoelt en oogt en dat knoeien met medicijnen je niets brengt. Natuurproducten leveren evenveel op. Willem was een liefhebber van dovenetel thee, honing en look. Ook hing er altijd een ui in een panty in het hok en lagen er varens op het plafond. Ook de Reiger was een product wat hij veel gebruikte. Verder een harde selectie en motivatie naar bepaalde vluchten toe.

Na een vlucht waste hij de duiven in warm water om ze weer zo snel mogelijk klaar te stomen voor de volgende vlucht. Zoals iedereen destijds in St. Willebrord was ook Willem een geldspeler, dus veel duiven hield hij niet. Hij won de 1e nationaal Orléans in 1980 en tal van mooie midfond concoursen. Op de website van de Allerbeste kan je een mooi stukje lezen over 40 jaar terug toen hij nationaal Orléans won.

Tot enkele jaren geleden stonden zijn hokken nog boven op de schuur terwijl Willem al een hele poos is overleden. Inmiddels zijn de hokken weg en heeft bouwreus van Wanrooij daar in rap tempo een nieuwe wijk uit de grond gestampt.

Van Wanrooij heeft een groot deel van het dorp een nieuwe uitstraling gegeven, al staan er nog veel vervallen hokken in de oudere wijken uit de gloriejaren tot aan de nieuwe eeuw. Ook het hok waarop Ad Schaerlaeckens destijds in St. Willebrord samen ging spelen, staat er nog.

Gisteren kreeg ik van goede vriend Stefano van Team Alessandroni te horen dat hij 1e nationaal hokkampioen van Italië is geworden, dankzij grotendeels onze duiven.

Een aantal jaar geleden bezochten Jan en ik de Nederlander Eddy van der Pijl die toen heel Italië aan flarden vloog met een groot aandeel Embregts-Theunis duiven. Die duiven arriveerden daar met groepen tegelijk.

Eddy’s hokken stonden destijds op een stuk grond van Stefano wiens hokken daar ook stonden. Toen Eddy wegens omstandigheden stopte met de duivensport, heeft Stefano een deel van zijn duiven overgenomen en heb ik Stefano nog enkele duiven geschonken.

Stefano en Eddy hadden in België bij wat gerenommeerde hokken voor veel geld duiven gekocht. Deze maakten het in Italië niet waar en werden weer doorverkocht. Toen Jan en ik daar waren had ik snel door dat Eddy en Stefano echte melkers zijn; leergierig en ze hadden het in de vingers. Ze stapten over op ons voersysteem en mede door hun daarna nog heel wat andere Italiaanse duivenmelkers.

Eddy volgt de duivensport nog wel en stond jarenlang bij de nationale en Olympiade duiven. Hij was een parel voor de sport en zou direct weer aan de top komen te staan als hij er weer mee zou beginnen.

Het zal er nooit van komen maar mocht ik in het buitenland gaan spelen, dan stond België op #1 en Italië op #2. Het is daar altijd lekker warm weer en van een hitteprotocol hebben ze nog nooit gehoord. Gewoon zo vroeg mogelijk los en klaar.

Nationaal vliegprogramma

In Nederland kennen we die eenvoudigheid niet. Zo verbaas ik me ook over het nationale vliegprogramma met de klemtoon stoppen op 11 september. Moeten ze zich niet flexibeler opstellen en ook een plan B optuigen, mochten we door corona, vogelpest of wat dan ook pas weer eind mei gaan spelen? Die kans is aanwezig en daarom lijkt het me logischer om tot eind september of zelfs later spelmogelijkheid te hebben.

Of kiest men ervoor om het jaar erop enorme problemen te krijgen wanneer 80% van de onervaren jaarlingen worden verspeeld op een wat moeilijkere vlucht? Mannen als Bas Verkerk kunnen hierover meepraten, zij weten wat het verschil is tussen ervaren en onervaren duiven.

We leven in andere tijden. Vroeger keert niet terug en dus kunnen we ons maar beter aanpassen en op de huidige tijd inspelen. Ik begrijp dat er een en ander van de inkorfploeg wordt verlangd, maar ook die kunnen we zo indelen dat iedereen verplicht is om een steentje bij te dragen. ‘Samen staan we sterk’ is een oproep die nu overal te zien is, maar die is ook van toepassing op de duivensport.

In deze tijd van verveling besloot ik de in de afgelopen 25 jaar gepubliceerde reportages over mezelf eens terug te lezen. De meeste daarvan heb ik bewaard. Eenmaal aan het lezen merkte ik dat ik alles nog altijd in grote lijnen hetzelfde doe.

Nog steeds geloof ik in kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ook vroeger was ik al zuinig op topduiven en dat is niet veranderd. Ik heb toppers nooit verkocht en zal dat ook nooit doen. Uit ervaring weet ik dat dit ook bijna altijd goede kwekers zijn, al slaan sommige wel eens een generatie over.

Inmiddels zitten er diverse topduiven op mijn vlieg- en kweekhokken die onder meer 3x top 10 op de NPO-concoursen wonnen. Er zitten ook tien NPO-winnaars, duiven met diverse 1e prijzen, provinciale winnaars en heel wat nationale Asduiven. Dit zijn voor mij topduiven en die koester ik.

Verder heb je nog de witte raven zoals Olympic Millennium die op de 20 vluchten waaraan ze meedeed, maar liefst 15x 1:100 speelde. Inmiddels is zij moeder van de 11e nationaal en grootmoeder van diverse teletekstduiven.

Ik heb moeite met duivenmelkers die er op de vluchten niets van bakken en alleen financiële belangen hebben binnen de duivensport. Zij willen uitpakken met jongen uit beroemde duiven van bekende liefhebbers. Deze duiven worden dan netjes op de foto gezet als ‘zoon of dochter van’, terwijl ze nooit in de mand hebben gezeten of over bewezen kweekwaarde beschikken.

Dit zijn voor mij commerciële duiven waaraan je niets hebt als ze niet kweken. Je kan er jongen uit proberen te slijten op verkoopsites, maar dat is alles. Zo zouden ze van de liefhebbers waarvan duiven worden aangeboden op verkoopsites ook hun adelbrieven moeten voorleggen van de laatste tien jaar en niet die van enkele vluchten.

In een normaal seizoen kan men in Nederland 35x concoursen. Als je een topspeler bent, moet het je toch lukken om per jaar meer dan twee vluchten goed te spelen. Op het hoogste niveau of afstand, want de vereniging of het samenspel opkuisen mag niet je hoogste doel zijn.

Hier heb ik in de afgelopen 25 jaar alles zelf opgebouwd door zorgvuldig te kweken, selecteren en spelen. Op deze manier is er een aanverwante stam duiven ontstaan die op alle afstanden en weersinvloeden op het hoogste niveau presteert.

Ik heb bij het selecteren nooit naar bouw, pluim, ogen of afstamming gekeken. Alleen de prestaties telden. Na jaren op de uitslag selecteren zie je dat bepaalde lijnen de boventoon voeren en dat de duiven daardoor steeds meer familie van elkaar worden.

Hier zitten veel blauwe en geschelpte duiven waarbij ik al op de voetring moet kijken om ze uit elkaar te houden. Het is niet zo dat blauw of geschelpt mijn voorkeur heeft, maar deze duiven bleven toevallig vaak over na de selectie.

In Nederland is het appels met peren vergelijken, dat is inmiddels wel duidelijk. Dat is ook de reden dat veel kampioenschappen mij weinig zeggen, vooral die waarbij de punten uit zwakke samenspelen worden gehaald. Het zou eerlijker zijn als ze die uit de afdelingen halen, dan komen de ware kampioenen naar voren.

Op 12 september maakte ik met de jonge duiven een knaluitslag vanuit Châteaudun (451 km) door de eerste twaalf te winnen tegen 2.500 duiven in het Rayon. De eerste duif speelde de 3e NPO tegen 6.277 duiven, waarbij de winnaar van dat concours 6 minuten los speelde.

Tussen de aankomsten van mijn eerste zestien duiven zat 3 minuten. De eerste duif maakte 1401mpm en de zestiende 1387mpm, die stond in het NPO-concours op de 30e plaats. De eerste duif komt uit Avatar (zoon Millennium koppel) x een dochter van Super Rossi. Ik had die dag zes duiven op teletekst met tussen mijn eerste en zesde 6mpm verschil.

Jan Timmermans won diezelfde dag in Friesland royaal de 1e vanuit Châlons-en-Champagne (471 km) met 10mpm los in het NPO-concours. Zijn eerste duif maakte 1371mpm. Zijn zestiende duif zat 18 minuten later en werd 96e. Bij ons in Brabant 2000 vielen twintig duiven in de 10mpm verschil dat Jan los vooruit de 1e speelt.

De duif bij Jan komt uit een zoon van het Millennium koppel (een broer van Avatar dus) x een kleindochter van Super Rossi. Kortom, een soortgelijke koppeling, alleen 260 km verderop in Nederland met dezelfde lossingsomstandigheden. Jan had die dag vijf duiven op teletekst met tussen zijn eerste en vijfde 22mpm verschil. Dat ze hier beduidend dikker vielen, kan ik niet ontkennen.

De eerste zestien duiven hier en bij Jan die dag komen nagenoeg uit dezelfde lijnen. Toch vond ik dat Jan beter speelde omdat hij de 1e en ik de 3e NPO won, maar dat ligt denk ik aan mijn winnaarsmentaliteit. De 1e NPO van Jan zit nu op het kweekhok en is een topper in de hand. Bovendien heeft hij twee superlijnen in zijn afstamming. Nu maar afwachten of die genen ook goed doorkomen in de nazaten ervan.