Mij wordt vaak gevraagd welk soort duiven ik bezit. Tegenwoordig kan ik wel van een eigen soort spreken, want alle duiven die ik bezit zijn op enkele bijgehaalde duiven na aan elkaar verwant.

De hoofdlijnen zijn Witbuik en Rocket en daar is alles uit ontstaan. Deze zijn altijd onderling met elkaar gekruist en zo nu en dan haal ik iets uit de beste duiven bij om in te kruisen. Deze nieuwe aanwas wordt gelijk tegen de bewezen eigen duiven gezet. Brengt het niet wat ik had verwacht, dan verdwijnen ze even snel weer.

Ik merk wel hoe meer mijn duiven elkaar raken in hun afkomst, hoe beter ze worden. Ook kruisen ze dan gemakkelijker met die enkele duif die ik inbreng. Ik schuw niet voor inteelt, maar halfbroer op halfzus is wel het kortste wat ik doe. Vaak is het neef x nicht wat hier gekoppeld wordt. Ze geven dan de beste genen door en de duiven blijven raszuiver. Deze duiven kruisen dan vaak goed met nieuwe inbreng, wat vaak direct tot topprestaties leidt.

Jarenlang heb ik me laten leiden door mooie reportages van tophokken in binnen- en buitenland met echte topduiven en topprestaties. Ik moest en zou uit die duiven jongen hebben, maar wat viel het op enkele uitzonderingen na vaak tegen. Inmiddels weet ik dat niet elke streek dezelfde concurrentie heeft en dat op sommige plaatsen het wel erg gemakkelijk is om te presteren.

De duiven gaan vanaf half volgende week op weduwschap nadat de laatste eitjes zijn opgehaald. Vanaf dan houd ik me meer bezig met het nieuwe seizoen en alles in het regiem brengen.

De doffers trainen om 8u een uur met gesloten klep en de duivinnen vanaf 16.30u een uur verplicht. De tijd van loslaten in de ochtend en avond verandert wanneer de verduistering begin mei verdwijnt.

Eenmaal daags goed trainen is ruim voldoende om een heel seizoen goed te spelen. Vroeger trainden de jonge duiven hier tweemaal daags, maar daar ben ik al jaren mee gestopt. Ook die trainen dus eenmaal daags.

De oude vliegduiven brengen gewoon een koppel jongen op en broeden een dikke week na. Ze moeten in het seizoen weten waar ze voor vliegen, vandaar dat ik ze lang bijeenhoud tijdens de kweek.

Hier heb ik nooit last van lesbisch gedrag bij de duivinnen, terwijl ze gewoon los op het hok vertoeven. Zijn ze echt in orde, dan pakken ze elkaar aan op de vloer.

De duivinnen blijven altijd tot de dag na de vlucht bijeen. Ik besteed daar geen aandacht aan en praat er niet tegen, het is voeren en weg. Zou ik dat wel doen, dan lopen ze staartslepend door het hok en dan beginnen de problemen.

Ook bij de oude vliegduiven – doffers en duivinnen – staan de voorfronten en plafonds jaarrond open. De wind blaast vrij door de hokken heen. Bij de jonge duiven is dat ook zo. Zij lopen gewoon buiten voor de hokken op de grond. De doffers en duivinnen schijnen daar geen last van te hebben.

Zo kwam ik vroeger op veel plekken waar de kinderen niet buiten mochten komen overdag, omdat de weduwnaars dan verstoord zouden zijn. Totaal van de zotte, natuurlijk. Hier zijn jarenlang vrachtwagens en tractoren op vijf meter afstand van het hok op en neer gereden toen ik nog een bedrijf had. De duiven keken er niet eens naar om en sloegen ook niet de lucht in.

Alles draait om gewenning. Je moet als liefhebber de lijntjes uitzetten en de duiven moeten zich daarop aanpassen.

Samen met mijn overbuurman train ik de duiven. Omdat hij ook een flinke ploeg jongen heeft, laten we die op hetzelfde tijdstip los. Zodanig dat wanneer de oude duiven trainen, er geen jongen los zijn of wanneer mijn doffers los zijn, ook die van hem los zijn. Dat is gewoon een kwestie van afstemmen.

Hier speel ik kort op de bal en ook bij hem doe ik de selectie dit jaar. Het moet met goede, vitale duiven gebeuren en zoveel mogelijk op natuurlijke basis. Duiven die daar niet tegen kunnen, worden ongeacht hun afkomst verwijderd.

Zodra het weer omslaat, komen de opleermanden van zolder. Althans, bij de meeste van ons. Hier worden ze maar één, misschien twee keer weggebracht. De overnachtduiven worden überhaupt niet opgeleerd, die gaan gelijk naar 145 km.

Onze afdeling is een echte opleerafdeling. Het is van half april tot eind mei elke zondag mogelijk om duiven in te manden. Dat dit ten koste gaat van de aantallen duiven op zaterdag, staat vast. Op de programmavluchten dus kleinere concoursen ten opzichte van afdelingen die deze mogelijkheid niet bieden.

“Waarom?”, zou je zeggen. Geef de overnachtduiven net zoals ik gewoon van begin af aan mee, zo deden ze dat vroeger ook. Daar is niets mis mee. Met een overnachtduif ineens op 250 km zetten, ook niet.

Ik heb dat gedaan met overnachtduiven die eind mei/juni geboren zijn. Die zijn gelijk op de nalijn op 145 km gezet. Er waren in onze vereniging mensen die dachten dat ik ze nooit meer terug zou zien, ze zaten ook nog vol in de rui. Ze deden er weliswaar enkele dagen over, maar geen verliezen.

Het jaar erop zijn ze zonder op te leren weer meegegaan op 145 km en hebben ze een dagfond, Agen en Narbonne gevlogen op vijf oude pennen. Van Agen werd gewoon de 1e gewonnen en een ZLU-vaasje gepakt. Van de ploeg van veertien duiven waarmee ik startte, is er maar één verloren gegaan.

Alleen de duiven die van zowel Agen als Narbonne prijs hadden, zijn behouden. Sommige hebben het er dan over om die duiven eerst drie jaar oud te laten worden, maar daar zie ik geen heil in. Je kan ook té voorzichtig te werk gaan. Iets wat er niet in zit, zal er nooit uit komen.

Afgelopen jaar hebben de overnachtjongen elke vlucht afgehaspeld die op het jonge duivenprogramma stond. Ze waren nu eerder gekweekt en zijn vol door de rui heen.

Ik heb ze onlangs gekoppeld en ze brengen nu een koppel jongen groot, waarna ze op weduwschap worden ingespeeld en op eitjes van tien dagen naar Agen gaan. Afgelopen jaar gingen ze op jongen van zes dagen naar Agen en zo wil ik alle standen verkennen.

Deze duiven zijn van september tot het vliegen hele dagen los, ongeacht het weer. Ze kunnen zelf naar binnen of buiten. Ik heb er net als vorig jaar geen enkele verwachting van en zie het nog steeds als een test, ook om onze voeding en bijproducten op deze afstanden te testen. Medicatie kennen deze duiven niet, op de verplichte entingen na hebben ze die nooit gehad.

Van jongs af aan heb ik elke duif waar ik maar iets aan zag gelijk verwijderd, dus alleen de sterkste bleven over. Had ik op bouw moeten selecteren, dan zat er niet één meer.

De planning is Agen, Barcelona en Narbonne. Jongen zijn er niet meer gekweekt. Na dit jaar zullen ze naar verwachting allemaal weg gaan wegens tijdgebrek.

Hier zitten de meeste jongen eraf. Over zo’n zes weken komt er van de tien beste koppels nog een ploeg bij en dan is het klaar. Ik streef er altijd naar om op de eerste wedvlucht alle jongen mee te geven, ook de laatst gespeende. Die krijgen dan een spoedopleiding om 3 juli aan de start te verschijnen.

Ze krijgen straks een harde leerschool en worden telkens één voor één gelost. Alleen aan de beste jongen hecht ik waarde. Als ik er de eerste vlucht nog 80 tot 100 heb, is dat meer dan genoeg.

Ik heb respect voor mensen die met meer dan 100 oude duiven vliegen. Ik zal zelf met 56 stuks starten, maar dat aantal zal snel minderen. Overzicht in een duivenhok is enorm belangrijk. Aan massa’s duiven inmanden, vooral oude duiven, doe ik dus niet mee.

De jonge duiven die aan de start verschijnen, zullen stuk voor stuk mooie duiven zijn. De vodden zijn er tegen die tijd namelijk al lang uitgehaald. Maar goed, dan moeten ze natuurlijk nog bewijzen dat het ook goede zijn.

Om die reden had ik de jonge duiven graag enkele keren boven de 450 km getest. Ik hoop dat de afdeling ons daar alsnog de mogelijkheid toe biedt, al is het maar als reservevlucht die nergens voor telt, zoals er ook bij de dagfond een reservevlucht op staat.

Dat op die laatstgenoemde vlucht al jaren geen duiven komen, weet iedereen. Als we van tevoren al vijf zware dagfondvluchten hebben gehad, zit niemand meer op een vlucht van 700 km te wachten die nergens voor telt. Bij de jonge duiven staan er vijf vluchten onder de 250 km, daar mag van mij best een extra vlucht van 450 km bij.

De laatste jaren zien we dat er met de jongen altijd problemen zijn waarbij het hitteprotocol in werking treedt. Speel daarop in en verleng het seizoen met 1-2 weken. Wie mee wil doen, doet mee. Wie niet mee wil doen, doet niet mee. Er moet immers vaak genoeg met enkele manden naar de losplaats gereden worden met al die opleervluchten waar maar een paar mensen aan mee doen.

Verder kan men zich versterken bij de Golden Ten. Dat je minimaal een modaal maandsalaris uit moet trekken, staat op voorhand vast.

Er loopt inmiddels een aardige ploeg jongen rond en die vliegen gelukkig al goed uit. De roofvogelaanvallen zijn er nog steeds, maar ze zijn inmiddels veel sneller en alerter.

Ik voer de jongen in de ochtend weinig tot niets. Als ik ze binnen roep, komen ze direct en mogen ze zoveel eten als ze willen. Hongerige jongen gaan sneller de lucht in en zijn alerter dan volgevreten jongen.

Selecteren gebeurt hier het gehele seizoen vanaf de nestschotel. Er hangen geen lijsten in het hok, dus ik kan me niet laten beïnvloeden door afkomst.

Bij een buurman die dit jaar een stevige ploeg jongen van een bevriende buitenlandse relatie van mij gaat testen, houd ik ook de boel in de gaten wat selectie betreft.

Zelden heb ik goede voddebalen gezien, de meeste topduiven steken hier mooi in elkaar. Zwakke jongen met een kwakkelende gezondheid gaan er dus gewoon uit, ongeacht afkomst.

Dat het ook bij mij niet altijd vanzelf gaat, werd vandaag weer duidelijk toen mijn beste jonge duif van het afgelopen jaar werd gedood door een kromsnavel. Hij won vorig jaar een 1e, een teletekstvermelding en werd 2e provinciaal en 15e nationaal Asduif. Daar zitten er ook hier niet veel van.

Het is jammer, maar niet getreurd, want zoals altijd gaat het leven door. Elke jonge topper wegdoen of opsluiten is ook geen optie, want dan blijf je met de oude duiven slecht vliegen. Extreem goede duiven uitlaten is riskant, er komen steeds meer van die beesten. Afgelopen week cirkelden er vijf boven het hok.