Afgelopen weekend was in onze vereniging de jaarlijkse tentoonstelling en uitreiking van de behaalde prijzen. Daar hadden ze het goed begrepen: gewoon ‘s middags van 14.30u tot 17.30u. Het is niet meer van deze tijd om zoiets tot laat in de avond te organiseren. De gemiddelde liefhebber is immers de AOW-leeftijd gepasseerd.

Daarbij worden we helaas nog steeds geconfronteerd met inbraken. Wie eropuit is kan gemakkelijk vinden wanneer iemand een prijsuitreiking heeft. Zelf werd ik ook ooit opgeschrikt toen de camera’s om 20.00u melding gaven van ongewenst bezoek op het terrein. De beveiliging deed zijn werk, waardoor men snel het hazenpad koos, maar voor hetzelfde geld was het hok leeg.

Vandaar dat mijn duiven over meerdere locaties verdeeld zijn en niet allen thuis zitten. Verder ga ik nooit met mensen naar de hokken en pak ik geen duiven, voor wie dan ook. Dat is nu eenmaal de tegenwoordige tijd. Voor mij hebben de beste duiven geen waarde, ik verkoop ze namelijk toch niet, maar een ander denkt vaak wel dat ze iets waard zijn.

Binnenkort zal ik mijn verzorgingsschema hier nogmaals uiteenzetten. Niet omdat daar iets aan veranderd is, maar omdat ik daar nog steeds geregeld vragen over krijg. Blijkbaar is er dus behoefte aan herhaling.

De kweekduiven zijn inmiddels verlegd. Eén oude duivin werd niet meer gekoppeld, zij stond te ver open. Vermoedelijk problemen met de eierstokken. Tegenslagen blijf je houden, maar gelukkig ben ik niet afhankelijk van één enkele duif. Toch ga ik bewust steeds minder op aanvraag meerdere jongen uit topduiven kweken. Ik heb ze tenslotte voor mezelf.

Zelf met goede duiven kunnen vliegen is voor mij het allerbelangrijkst. Wel heb ik dit jaar uit mijn beste duiven 10 zomerjongduivinnen voor het kweekhok geselecteerd. Deze staan me meer dan 100% aan. Het vergt fysiek best wat van de kweekduivinnen, vandaar dat daar regelmatig wordt verjongd.

Alle kweekduiven en voedsters hadden binnen 10 dagen hun eerste ei.

De duiven werden 2 weken voor het koppelen 12 uur bijgelicht en zaten 4 weken voor de koppeling reeds op hun bak.

Dik een week voor de koppeling zet ik een broedschotel in de bakken. Deze zijn verpakt in kranten en daar doe ik wat stro in. Niet van die lange stukken, maar de wat kortere uit de groene pakken van de Boerenbond.

Over het stro gaat nog een stenen pikpot gevuld met schelpenzand. De eitjes butsen hierdoor minder snel en de jongen ontwikkelen een mooi recht borstbeen.

Tijdens het drijven knip ik elke dag een handje tabakstelen in stukjes van zo’n 10 cm. Ik gooi die op de vloer, zodat ze wat te doen hebben en bakvast worden van het verslepen ervan. Tegen dat ze een week bijeenzitten, gaat er een bad in.

De duiven krijgen elke dag Origanum Red en een flinke schep Champions Mineralenmix over het voer. Tweemaal per week voeg ik daar nog Prestavit (gevitamineerde eiwitten) aan toe.

Zoals gezegd draait alles om een goede voorbereiding. Hier wijzigt dan ook nooit iets wat voeding of bijproducten betreft. Ik kan geen fouten maken met dit simpele systeem dat zich al jarenlang bewezen heeft.

Hier zit alles goed gekoppeld, de vliegduiven gaan half januari bijeen.

Je kunt beter niet koppelen wanneer de laatste pen halfdoor staat. De duiven vechten wel eens en slaan dan met hun vleugel, wat een bloedende laatste pen oplevert. De laatste pen zal ook snel afbreken wanneer hij halfdoor staat, vooral als je spijlenrekjes in de broedbakken hebt of roosters.

Je kan tegen het leggen van de eitjes je duiven nog een bad aanbieden, dat lijkt het leggen te vergemakkelijken. Een bad kan prima tijdens koud weer. Vaak moest ik tussentijds het ijs nog breken om de duiven te laten baden. Ik zou het wel in de ochtend doen.

De eitjes worden na enkele dagen verlegd, dan zitten ze snel weer met nieuwe. Uit alle duiven kweken is gedoemd te mislukken. Natuurlijk heb je de hokken zo vol wanneer je alles laat opgroeien, maar vergeet niet dat 75% van de oude vliegduiven afvalt. Heb je daaruit allemaal jongen gekweekt, dan is de hoeveelheid afval bij de jongen vaak groot.

Hier wordt dus alleen uit de kweekduiven gekweekt en uit enkele, onbewezen zomerjongen die perfect van bouw zijn en een topafstamming hebben. Van die laatste groep kweek ik maar vier jongen.

Het draait hier om kopvliegen in de afdeling of om nationale Asduiven, al kon ik daar dit jaar natuurlijk niet bij geraken met de jongen. Wij hadden immers een vlucht minder ten opzichte van concurrerende afdelingen. Daarbij was er een vlucht onder de 100 km grens, omdat een bangerik op nota bene de kortste afstand besloot de eerste vlucht onder de 100 km door te laten gaan.

Hokkampioenschappen zeggen me niet veel meer, die heb ik allemaal meermaals gewonnen op allerlei niveaus. Individuele prestaties van een duif, daar heb ik meer respect voor. Wie weet er überhaupt nog wie er vorig jaar hokkampioen was, laat staan 2e of 3e? Liefhebbers buiten de landsgrenzen hebben daar ook geen interesse in. Wel in Asduiven.

De duivensport buiten Nederland of in de media in de belangstelling brengen, lukt tegenwoordig alleen met nationale vluchten. Neem bijvoorbeeld nationaal Orléans in het verleden. Of het moet een enorm bedrag zijn voor een verkochte duif of een diefstal. In rampvluchten waarbij verliezen gedeeld worden op sociale media, is men ook wel geïnteresseerd.

De eigen kweekkoppels zijn inmiddels gekoppeld. Al met al 40 koppels, inclusief voedsterkoppels. Hier komen alle jongen uit de kwekers, van de vliegers kweek ik niet. Tot april hoop ik er zo’n 140 te kunnen ringen, dat zijn er meer dan genoeg voor mij.

Het streven is met zo’n 80 jonge duiven aan de wedvluchten te beginnen. Als ik er aan het begin van de tweede helft van het jonge duivenseizoen nog 50 heb, is dat prima. Bij de oude duiven zitten 30 koppels. Als ik daar na zes vluchten nog 40 stuks heb, is dat ook goed. Wanneer je niet meer weet waar welke duif uit komt, dan heb je er simpelweg teveel.

Afgelopen week heb ik op twee locaties duiven gekoppeld, iets wat ik normaal gesproken nooit doe. Het betreft een nieuwe combinatie die na ruim 25 jaar zonder duiven de draad weer oppakt en een buurtgenoot die op een zijspoor was beland. Beide hebben duiven van mij en uiteraard hetzelfde verzorgingspatroon. Ook voor hun geldt: je moet eerst leren lopen, voordat je kunt rennen.

Niet alle aangeschafte duiven (van wie dan ook) worden toppers op de kweek. En wanneer je met zomerjongen gaat kweken, mag je ook eigenlijk geen vlotte kweek verwachten. Maar zit er kwaliteit in, dan maakt de leeftijd niet uit. Ik kweekte uit een laatje bijvoorbeeld een 1e nationaal Asduif.

Ik kweek jaarlijks een ronde zomerjongen die pas van huis gaan wanneer ze redelijk zijn ingeruid. Ik wil ze namelijk kunnen beoordelen. Persoonlijk heb ik er een hekel aan om mensen duiven in hun maag te splitsen waaraan duidelijk te zien is dat het niets wordt. Alle zomerjongen komen hier in de buitenlucht groot en wie het daar niet mee redt, wordt uitgeselecteerd.

Een duif mag van mij best een beetje openstaan, maar dan moeten de stuitbeentjes wel stevig zijn. Een duif waarbij je met gemak twee vingers tussen eind borstbeen en begin stuitbeentjes kan leggen, vertrekt hier. Duiven die niet zijdezacht gepluimd zijn, ook. Ik wil ook geen duiven met lossen ogen, duiven die hoog op hun poten staan of extreem grote/kleine duiven.

De nieuwe combinatie was een nieuw hok aan het bouwen dat er prachtig uitzag. Een duif heeft zelf weinig luxe of warmte nodig. Wanneer je als liefhebber in deze maanden graag op het hok vertoeft, dan weet je zeker dat je in de zomermaanden geen prijs zal vliegen. Bij mij is niet één hok geïsoleerd en de voorzijde staat samen met het plafond altijd open (overdag en bij de kwekers zelfs dag én nacht).

Als beginner moet je het simpel houden en niet naar Jan en alleman luisteren. Je moet voor jezelf een eenvoudig systeem ontwikkelen dat bij jouw tijd en aandacht past. Daarom voer ik hier bijvoorbeeld al decennialang één mengeling. Mijn duiven zijn daarop geselecteerd en zullen zich nooit moddervet vreten.

Uiteraard zijn mijn bijproducten ontwikkeld voor eigen gebruik. Neem van mij aan dat als ik daar geen toegevoegde waarde in zag, ze ik ook zeker niet zou geven. Vaak duurt het maanden of zelfs jaren voordat je de échte toegevoegde waarde van bijproducten ziet die de weerstand verhogen. Zoiets gaat niet over één nacht ijs, wat veel liefhebbers denken.

Het is tenslotte allemaal een kwestie van vertrouwen en volhouden. Verder dus zoveel mogelijk zuurstof in de hokken en de duiven afharden in het najaar en het winterseizoen. Duiven die daar niet tegen kunnen, daar heb je niets aan.

Wil je vooruit, dan zal je vroeg of laat moeten investeren. Natuurlijk kan je ervoor kiezen om dat niet te doen, maar dan is de uitslag vaak al bekend en zal het seizoen hoogstwaarschijnlijk niet verlopen zoals je wilt.

Op het internet worden veel duiven aangeboden, maar ook daar blijft het oppassen met wat je koopt. Zo zijn er mensen die hun handelswaar aanprijzen als ‘superduiven’, terwijl ze zelf niet eens in eigen vereniging een fatsoenlijke prijs kunnen behalen.

Mijn tip: bestudeer op Compuclub de uitslagen in de laatste 5 jaar van de desbetreffende liefhebber. Het liefst de prestaties behaald in de afdeling waarin hij of zij speelt.

Dan zijn er nog verkopers met kleurduiven. Grijzen, bijvoorbeeld. Momenteel lijken al die grijzen kampioenen, maar ook daarvoor geldt in de meeste gevallen dat schijn bedriegt.

Dan de naamduiven. Commercieel wellicht leuk, omdat er vaak wat statiegeld op zit. Toch weet ik uit ervaring dat zelfs uit de allerbeste duif nog altijd 7 van de 10 gekweekte jongen onbruikbaar zijn. Heb jij dan één van de drie bruikbare of één van de zeven onbruikbare voor een vermogen gekocht?

Bij totale verkopen kan je vaak wel iets redelijks bemachtigen, maar pas op met oude kweekduiven. Duivinnen van 5 jaar kunnen bijvoorbeeld al een vracht eitjes hebben gelegd. Doffers van 5 à 6 jaar kunnen ook aan het eind van hun vruchtbare carrière zijn, als daar veel van is gefokt. Bij een internetverkoop kan je dan ook beter voor jonge duiven gaan in plaats van overjaarse.

Dan is er nog een verschil in waar men vliegt. In bepaalde afdelingen zijn ze erg goed met een bepaald soort duif, terwijl diezelfde soort in een andere afdeling weer niets waard is. Zo zijn er ook afdelingen waarin de gemiddelde deelnemer met meer dan 50 duiven speelt, terwijl in andere afdelingen de grootste deelnemer dat aantal niet aantikt.

Kortom, duiven bijhalen is noodzakelijk, maar ook erg moeilijk. Persoonlijk wil ik ze liever eerst zien voordat ik tot koop overga. Past de duif wel of niet bij mijn eigen soort, dat beoordeel ik toch graag even.