Het koppelseizoen staat voor de deur en de tuin moet weer winterklaar worden gemaakt. Bij dat laatste krijg ik gelukkig hulp, al ben je toch snel enkele weken bezig om alles te snoeien en het blad op te ruimen.

Sommige mensen vinden het wel eens raar dat ik weinig tijd heb, maar hier is altijd wel werk om alles in orde te krijgen en te houden. Het koppelen is zo gebeurd, maar alles in de pas laten lopen zonder vechtpartijen, duurt vaak net wat langer.

Zo vindt men ook dat ik me wel eens op prijsuitreikingen moet laten zien, maar ‘s avonds ga ik nu eenmaal niet van huis. Ze zouden die prijsuitreikingen overdag moeten houden, bijvoorbeeld op de zaterdag- of zondagmiddag.

Vanwege tijdgebrek ga ik ook niet snel ergens duiven bezichtigen. Gisteren kwam een Belg op bezoek, die wist hier amper te geraken met al die files onderweg. Een ritje van een uur kan zomaar de helft langer duren tegenwoordig.

Ik denk mee met bepaalde liefhebbers die ik ken en die duiven van mij bezitten. Bijvoorbeeld hoe ze het beste kunnen koppelen, welke doffer tegen welke duivin. Voor mij is dat een kwestie van goede genen tegen goede genen en verder moet je gewoonweg wat geluk hebben.

Ik gaf de Belgische liefhebber enkele duiven in handen om zijn mening te horen. Al snel kwam ik erachter dat hij zelf beter op de midfond dan op de dagfond presteert, dat zag ik aan zijn voorkeur voor bepaalde duiven.

De duiven die het hier op de midfond goed doen, zijn wat langer en steviger. Mijn duiven die op de dagfond het beste uit de voeten kunnen, zijn wat fijner en smaller gebouwd. Zoals ik eerder zei maakt de bouw mij in principe niets uit, hier draait het simpelweg om prestaties.

Zo was ik jaren terug met Willem de Bruijn bij een Belgische liefhebber op bezoek. De man had schitterende duiven, maar je kon duidelijk zien dat hij ook graag verkocht en dat de duiven op schoonheid waren geselecteerd.

De duiven die ik van Dirk van Dyck had waren ook prachtig, mooi en lang. Ze presteerden super op de midfond, maar ze kwamen hier boven de 550 km net wat tekort.

De mensen die mij kennen schrokken meteen toen ze op de website van A.S. lazen dat ik vrienden had. De enige vrienden die ik heb bevinden zich tussen mijn voor- en achterdeur, de rest zijn kennissen.

Kaier kwam hier 5 jaar geleden op hokbezoek, zoals zovele uit Nederland, Europa of Azië. Men doet dit meestal om te kijken hoe het er hier aan toe gaat. Soms wil men daarbij ook op de foto.

Als ik met iedereen waarmee ik op de foto heb gestaan (prijsuitreikingen, hokbezoeken, etc.) vrienden was, dan kon ik alle kerstkaarten vast niet houden dit jaar.

Ik heb wel met diverse mensen dagelijks contact via WhatsApp of WeChat, ook met een jonge Chinese liefhebber die ik overigens nog nooit in levenden lijve heb ontmoet.

Vrienden zijn in mijn ogen mensen waar je in voor- én tegenspoed op kunt bouwen en daarvan zijn er doorgaans niet veel.

In 1977 startte ik als tienjarig jongetje met postduiven. Ik werd lid bij de zaterdagvliegers, om op zondag de zondagvliegers te kunnen zien arriveren.

Ik groeide op aan de rand van St. Willebrord, waar de duiven langs binnenkwamen. Daar stond destijds het ene hok tegen het andere en werd het ´s ochtends donker toen de duiven werden gelost.

Het waren voornamelijk vitesse- en midfondspelers en het dorpsspel primeerde. Op zondag zat ik gespannen naar de lossingsberichten op de radio te luisteren, om vervolgens te gaan rekenen hoe laat ze konden arriveren.

Je zag bij de buren de spanning toenemen onder vader en zoons. Zoiets was gewoon in die tijd, de kinderen gingen op zondagochtend de duiven opwachten bij hun ouders. Al snel zag je hier en daar de eerste klepperend overkomen en alle kanten uitgaan om uiteindelijk naar beneden te vallen.

De duivensport leefde toen enorm, sommige melkers verdienden per zondag een maandsalaris omdat er stevig werd ingezet. Bij het inkorven stond altijd een lange rij. Iedereen had maar een handjevol weduwnaars.

Wanneer ik doordeweeks naar school reed, werd ik ingehaald door de brommertjes met een zesvaksmandje op de bagagedrager. Men reed niet ver. De Zoek, een straat van ruim een kilometer lang in een dorp zo’n 8 km verderop, stond vol met liefhebbers die ze daar één voor één loslieten. Dat was immers de lijn waar ze langs binnen moesten komen.

Nationaal Orléans was dé jonge duivenvlucht waar iedereen naartoe leefde. De duiven die op een neststand zaten hadden nog pluimen, de rest ging met een halve staart de mand in. Toch waren er nauwelijks verliezen. Social media verliep toen via de 27 MC bak. Men meldde daar van alles: de verliezen, maar ook de vroegste duiven.

Op Orléans werd menig gouden horloge of klok naar St. Willebrord gesleept. Medicijnen en duivendokters waren er nog niet echt. Men loste alles op met thee, honing, knoflook, Aviol of De Reiger. Zelfs Buisman werd aan de drinkpot toegevoegd.

Per fiets reed ik door het dorp en daar zag ik de weduwnaars blinkend op de schoorstenen een robbertje vechten met elkaar. Met duivinnen speelde men niet, die zaten opgesloten in een klein hokje in de garage.

Men korfde de duiven in en daarna was het feest. Althans, bij de zaterdagvliegers, want de zondagsmannen korfden de ochtend erop in. Er werd flink gepraat en genuttigd en de broodjes spek waren ’s avonds laat niet aan te slepen. En de dag erna weer met het openmaken van de klokken.

Wat had ik destijds respect voor die liefhebbers die elke week uitblonken en wat is de tijd toch veranderd.

Met mijn rug gaat het stilaan beter, dus alle pijlen zijn gericht op een nieuw seizoen. Over ruim een week worden er weer heel wat koppels gevormd. Althans, zeker in België en waarschijnlijk dus ook bij mij.

Mijn kweekduiven zijn bijgelicht en zitten al een tijdje op hun bak. De tien voedsterkoppels liggen met verse eitjes, die over ruim een week worden verwijderd.

De vliegduiven zijn gisteren voor het eerst weer naar buiten gegaan. Zij staan nog op enkele oude pennen, maar hun verenkleed is intussen redelijk vervangen.

Eind december volgt er een zaalveiling van enkele duiven bij de Pearls Of The Sky en begin januari nog enkele op PIPA. Zaalveilingen hebben mijn voorkeur, omdat men de duif daar in de hand kan nemen, kan beoordelen wat men ervoor over heeft en of de duif bij de eigen soort past.

Astronomische bedragen zoals die bij de Golden Ten zal men bij de Pearls nog niet gaan halen. De familie Hermans heeft dat uitstekend voor elkaar, dat mag ook wel eens gezegd worden. De veiling van de ronde jongen van Willem de Bruijn zal ook records gaan breken, verwacht ik.

Ook bij de tophokken is realistisch gezien maar 10-15% een zeer goede duif. In mijn ogen kun je pas spreken van een topduif als die meermaals per duizendtal heeft gevlogen of bij de 1e nationale Asduiven staat. Daarbij moet ‘ie met meerdere partners zijn of haar goede genen kunnen doorgeven.

Met al die nationale kampioenschappen en Olympiade duiven moet ik eigenlijk een beetje lachen. De prestaties in je eigen vereniging onder dezelfde omstandigheden zijn het eerlijkst. Je kan eigenlijk pas over een nationale Asduif spreken wanneer men tien nationale vluchten uit verschillende losplaatsen zou organiseren, de ene keer voordelig voor de een, de andere keer voor de ander. Nu worden de punten uit mindere rayons gehaald, niet eens uit de afdelingen. Een vertekend beeld, dus.

Er zijn zelfs nationale Asduiven waarbij alle vluchten tellen, terwijl de ene afdeling er twaalf heeft gehad vs. de andere maar negen. Vele zullen het niet met mij eens zijn en dat is prima, natuurlijk. Ik schrijf alleen maar wat ik zie. Ik sta zelf ook bij de nationale Asduiven en Olympiade duiven, dan mag ik daar toch wel mijn mening over geven?

Goede duiven maken het verschil. Je kan nog zo goed je best doen met verzorgen, trainen etc., maar zonder goede duiven is al die moeite eigenlijk voor niets. Anderzijds kan je een hok vol topduiven hebben, die er zonder goede verzorging en begeleiding ook niets van zullen bakken.

Zelf ben ik geen liefhebber van veel duiven. Ik start weliswaar met 60 vliegduiven, maar dat aantal neemt wekelijks snel af. Bij de jonge duiven wil ik met maximaal 100 stuks aan de start verschijnen. Ruim een derde valt daarvoor al af, daarom moet ik er zeker 150 tot 160 kweken.

Ik heb 24 kweekkoppels en 6 zomerjongkoppels die op de kweek worden getest. Er zitten ook 10 voedsterkoppels, die na het kweekseizoen weer verdwijnen.

Van de vliegduiven kweek ik eigenlijk nooit, die zitten hier om te vliegen. Sommige daarvan worden natuurlijk wel de toekomstige kwekers. De kweekduiven zijn hier bedoeld om uit te kweken, daarom bestaan de kweekhokken louter uit bewezen topduiven en zomerjongen van de beste kweekkoppels.

Voor eigen gebruik zet ik zelden twee bewezen vliegers tegen elkaar. Meestal een topvlieger tegen een goede kweekduif die nooit heeft gevlogen. Twee duiven tegen elkaar die beide nooit hebben gevlogen, gaf hier geregeld succes. Het Millennium koppel is daar een voorbeeld van, al komen die zelf natuurlijk wel uit topduiven.

Kweken is en blijft lastig. Hier is alles in verdere generaties aan elkaar gelinkt, vaak komt daar de lijn van Witbuik en Rocket samen. Natuurlijk vind je hier en daar ook een aangeschafte duif in de stamboom. In mijn gehele kweekbestand zitten nu nog maar drie duiven van andere hokken en drie samenkwekers.

Er werden dit jaar nog vijf late jongen aangeschaft, maar die worden eerst bij Jan in Friesland getest. Als het daar niets is, komen ze niet naar mij. Sommige die ‘redelijke’ duiven voortbrachten, blijven ook daar. Ik haal dan liever een bewezen kind terug dat 50% eigen lijn is.

Zoals men weet, compenseer ik niet en kijk ik ook niet naar de bouw. Een duif mag van mij best een beetje open staan. Een zachte pluim vind ik wel belangrijk. Extreem grote of kleine duiven vind je hier niet, die zijn in de loop der jaren op de vluchten uitgeselecteerd.

Resultaten

Dit jaar heb ik mijn vooraf gestelde doelen behaald. In Brabant 2000 werd namelijk 4x met een 1e prijs begonnen. Verder speelde ik 48x top 10 en won ik een sectorvlucht en een Grand Prix vlucht (daarop zelfs de 1e t/m 7e prijs).

Ook werd ik onder meer 1e Gouden afdelingskampioen, 1e Gouden Crack, 1e provinciaal Asduif, 1e nationaal Asduif WHZB, 1e nationaal Asduif World Best Pigeon, 2e Olympiade duif en 1e nationaal hokkampioen dagfond in de Fondspiegel.

Systeem

Iedereen weet inmiddels wel dat ik een simpel systeem hanteer. Al mijn duiven krijgen dagelijks 80% Championsmix + 20% NPO-mix met daaroverheen Origanum Red en Champions Mineralenmix. Hieraan voeg ik tweemaal per week nog wat Prestavit toe.

De duiven worden eens per 6 weken onderzocht. Als ze niets mankeren, doe ik ook niets.

Het trainen van de vliegduiven gebeurt eenmaal daags. De doffers krijgen een vrije training, de duivinnen een verplichte. Verder gaan ze gewoon alle weken de mand in en zo blijven alleen de beste over.

Duiven die iets komen te mankeren, vertrekken. De selectie op gezondheid vindt het gehele jaar plaats. Hier vind je dus geen bakjes waar zieke duiven in zitten om te herstellen. Tenslotte 12 maanden per jaar zoveel mogelijk open hok en volop zuurstof.

Ik geloof niet snel in goede duiven, hier moeten ze eerst iets unieks bewijzen op het kweek- en/of vlieghok. In allerlei theorieën over hoe de perfecte duif eruit moet zien, geloof ik al helemaal niet. Mensen die er verstand van denken te hebben, hmm… Ik moet de eerste nog tegenkomen die een slechte duif van een goede kan onderscheiden. Dat zou namelijk betekenen dat op zijn hok alleen maar goede zitten. En niet meer dan een handjevol, natuurlijk.

Doordat het jonge duivenspel steeds slapper wordt qua afstanden, selecteer ik die duiven niet langer enkel en alleen op prestaties. Bij de jaarlingen gebeurt dat nog wel.

Brabant 2000

Binnen Brabant 2000 heeft nog niemand zich aangemeld voor het bestuur. De vorige leden hadden hun organisatorische taken goed in de vingers, dat heb ik wel vaker gezegd. Het ging pas mis toen ze zich met de vluchten gingen bemoeien. Daar hadden ze wat minder verstand van, is gebleken.

Een goed bestuur moet zich eigenlijk niet laten afleiden door sociale media, vind ik. Hoe meer mensen zich ergens mee gaan bemoeien, des te groter de puinhoop meestal wordt.