Kopwind

In de winter dromen we vaak van een seizoen met de wind op kop en vluchten waarbij duiven in topconditie het verschil kunnen maken. Die conditie is natuurlijk niet altijd en bij iedereen aanwezig, je moet daar zelfs wat geluk bij hebben.

Dat kwaliteit wel erg bepalend is, zie ik op eigen hok. Zo’n 30 van de oorspronkelijke 64 oude duiven maken het verschil dit jaar. De jonge duiven die vorig jaar aan kop vlogen, doen dat nu weer. Al wat daar vorig jaar onder hing, hangt er nu weer onder.

Deze duiven zitten allemaal op hetzelfde hok en krijgen dezelfde producten, voeding én aandacht. Kwaliteit is dus doorslaggevend. Sommige kunnen het wel en andere niet, zo simpel is dat. Dit gaat de komende vluchten ook niet meer veranderen, verwacht ik.

De opleiding van de jonge duiven is inmiddels in volle gang. Elke ochtend rond 08.30u worden ze op 20 à 25 km gelost. De kwalitatief mindere exemplaren zullen achterblijven, de taaie rakkers zetten door. Die laatste groep mag straks gaan bewijzen of het ook goede zijn.

De oude duiven zijn onderweg naar Sens, ik speel nog met 47 stuks. Ook hier gaan de aantallen omlaag, want het meeste is al wel duidelijk. Tot nu toe verloopt het seizoen voortreffelijk. De duiven die ik nog niet heb gezien, ga ik vast ook niet meer zien in de rest van het seizoen.

Als ik Grootmeester wilde worden, speelde ik maar met 30 duiven. Je kunt je afvragen of dit goed is voor de duivensport, want men gaat hierdoor met minder duiven spelen, de concoursen worden kleiner en o.a. de vrachtprijs zal uiteindelijk dus weer omhoog moeten.

De kampioenschappen worden hier ook door bepaald. Moet men straks om versterking bij iemand die 1e hokkampioen is dankzij enkele duiven die per tiental kunnen spelen, maar amper per honderdtal? Nee, volgens mij hadden ze beter de eerste formule van de Grootmeesters kunnen aanhouden.