De start is er in België

In België zitten de eerste vluchten erop, terwijl wij nog een maand moeten wachten. Met de jonge duiven moeten we zelfs 2 maanden wachten na de Belgen. Met dit mooie weer zou het hier ook prima kunnen, maar wij krijgen eerst drie trainingsvluchten waarvan één van 145 km (voor de verste afstand in onze afdeling zelfs dik 170 km).

Had men hier prijsvluchten van gemaakt – die desnoods nergens voor tellen – dan was de opkomst beslist veel groter geweest. De meeste van ons staan in het voorjaar immers te springen om te starten.

De een-na-laatste prijsuitreiking zit er ook op, ditmaal in Wijchen. Ze kunnen daar nog veel leren van de WHZB-uitreiking, want het was erg langdradig en rommelig. Ik kreeg last van mijn rug en besloot om niet op het eten te wachten en huiswaarts te gaan. De laatste uitreiking is die van de Gouden Duif op Tweede Paasdag.

Oude vliegduiven

Afgelopen week ben ik op controle geweest met de duiven en er werd niets gevonden. Ik blijf er dus gewoon vanaf. De trainingen zijn nog steeds vrijwillig, ook bij de duivinnen. Over enkele weken wordt het trainen verplicht met de vlag, eenmaal daags een vol uur. Althans, bij de duivinnen.

De doffers trainen ook een uur, maar die mogen wel vallen wanneer ze dat willen. De klep is uiteraard wel gesloten. Twee keer per dag trainen vind ik nutteloos, dat geldt overigens ook voor de jonge duiven.

Ik heb teveel liefhebbers gekend die het nodig vonden om hun jonge duiven 3x in de week weg te brengen op 60 km en ook nog aan huis te laten trainen. De meeste speelden enkele jaren goed en daarna was het game over. Ik geloof best dat je de duiven boven zichzelf uit kunt laten stijgen wat conditie betreft, maar als oude duif vallen die vanzelf door de mand zodra het zwaarder wordt.

Jonge duiven

De jonge duiven doen het goed hier. Er zit weer een fikse ploeg waar met regelmaat de zwakkere worden uitgevist. Eind mei of begin juni gaan ze weer de baan op en dan worden op de eerste training (ongeveer 8 km) één voor één alle duiven gelost.

Dit is een hels karwei waar veel tijd in kruipt, maar ik heb het er graag voor over. Ik wil alleen de exemplaren overhouden die geen schrik hebben om alleen te vliegen, de rest mag van mij snel afvallen. Deze één voor één trainingen gaan door tot 30 km.

Uit de meeste kweekduiven zitten drie paar jongen. Ik verwacht minstens één bruikbare duif per koppel. Zo niet, dan ga ik nadenken over hun toekomst op het kweekhok. Ik heb 36 bakken aldaar, maar 24 goede kweekkoppels heb ik nooit kunnen krijgen. Ook daar vallen elk jaar duiven af.

Zo sprak ik nog met één van de Leideman broers en die wist mij te vertellen dat je een goed koppel niet moet verbreken. Tot nu toe staan er bij mij twee koppels altijd op elkaar, dat zou dus betekenen dat ik twee goede kweekkoppels heb.

Op het vlieghok staan ook 34 bakken, maar ook daar is het me nooit gelukt om er 18 koppels goede duiven op te zetten. Ook daar zitten altijd wat testduiven die vaak als eerste afvallen. Je ziet na enkele vluchten al dat de beste vliegers van het jaar eerder op hetzelfde elan doorgaan.