Het is alweer bijna 2022

Het is bijna 2022, een nieuw jaar met nieuwe kansen en ook een met minder vluchten.

De eerste jongen liggen te wachten op hun nieuwe voetring, ze krijgen de echte gouden ring om. Vroeger waren die geel, nu schijnbaar goudkleurig. Enkele van die jongen zullen hun voetring eer aan doen, de meeste zullen hem na verloop van tijd weer moeten afstaan.

Alles wordt duurder en de verwachting is dat dit ook in 2022 gaat zijn. Wij hebben de verhogingen van onze leveranciers al gehad en zijn zeker niet de enige. Veel winkeliers hebben nog hele stapels met prijsstijgingen liggen van allerlei merken en producten die ze voor 2022 moeten doorvoeren.

Aan bepaalde grondstoffen is steeds moeilijker te geraken. Sommige merken kunnen bepaalde mengelingen daardoor zelfs al niet meer leveren, schijnbaar. Daarnaast stijgen ook de kosten van verpakkingen en transport alsmaar.

Voor ons duivenmelkers betekent dit simpelweg minder duiven houden. Nu is dat geen ramp, want aan minder duiven beleef je meer plezier, we hebben immers nooit duivinnen te kort maar eerder doffers teveel. Besteed je aandacht aan minder duiven – vaak de betere – en je zal zien dat je harder gaat spelen.

Begin jaren ‘90 startte ik met achttien weduwnaars en eindigde ik met zes. Daarmee werd ik wel overal generaal kampioen. Die twaalf duiven gingen niet verloren, maar werden tussen de vluchten verwijderd. De oude garde snapte hier niets van, ik haalde volgens hun de sfeer uit het hok door wekelijks duiven te verwijderen. Ik geloofde daar toen al niet in en besteedde mijn spaarzame vrije tijd liever aan de betere duiven.

Als ik mijn vertrouwen in een duif kwijt ben, vertrekt ‘ie. De overgebleven partner moet maar een andere zoeken of op een lege bak thuiskomen. Als duiven achterblijven van een vlucht moeten hun partners hun motivatie ook ergens anders vandaan halen.

Een superduif komt ook zonder partner vroeg, heb ik meermaals ondervonden. Super Rossi had een waardeloze duivin die vaak een dag later thuiskwam. Hij was zelf bijna altijd als eerste thuis. Het gaat gewoon om de echte goede en zo is dat ook tijdens de kweek. Snel een hok volkweken is geen kunst, maar dat is hier absoluut niet de bedoeling.

Ik kweek in drie rondes, maar al na de eerste ronde zijn er duiven waaruit ik niet nogmaals kweek als hun jongen in de schotel me niet bevallen. Het koppel wijzigt of wordt als voedsterkoppel gebruikt. De jongen worden vanaf het spenen geselecteerd. Waar ik geen vertrouwen in heb, vertrekt. Ik ga me daar niet nog elke dag aan ergeren.

Ook jongen die ziek lijken, verwijder ik meteen ongeacht stamboom. Daar kijk ik toch al niet naar, hier vind je geen ringlijsten op het hok. Die komen pas wanneer de helft van de vluchten zijn gepasseerd.

De jongen worden met 21 dagen gespeend, ze moeten dan drinken uit goten zoals in een reismand. Wie de weg daarnaartoe niet vindt, verzwakt en wordt verwijderd. Ik duw geen duiven in de drinkpot. Als het gros wel de weg kan vinden, moet die zwakkeling dat ook maar kunnen.

Ik ken mijn duiven redelijk goed en heb van de meeste wel bepaalde verwachtingen. Maken ze die niet waar op de vluchten waarvan ik denk dat ze dat wel zouden moeten, dan is het weg ermee.

Ik doe er alles aan om de duiven goed naar de wedvluchten te brengen en daar wil ik voldoening voor terug. Goede duiven mogen eens missen, maar in duiven die dat keer op keer doen, steek ik al snel geen energie meer. Elk jaar start ik met zo’n 100 jonge duiven en dat aantal daalt daarna snel. Vaak niet omdat ze verloren raken, maar omdat ze mijn vertrouwen zijn kwijtgeraakt.