Een zee van pluimen

De jongen ruien momenteel flink. Ze zijn eenmaal geënt tegen paramyxo en rota en daar blijft het bij. Hier dus geen tweede enting tegen paramyxo. Mensen die mij een beetje kennen, weten dat ik het liefst zo min mogelijk onzinnige dingen doe.

Als ik iets toedien of geef, dan moet het een bewezen functie hebben, anders besteed ik er geen euro aan. Wat ik zelf geef beschrijf ik in deze blogs, maar dat wil zeker niet zeggen dat dit de enige weg naar Rome is. Daarbij verplicht ik niemand hetzelfde te doen.

Zoals gezegd beginnen de oudste jongen mooi in de pluim te geraken, zij zijn al mooi vol en zacht. De mest is hier eigenlijk altijd perfect, of het nu regent of niet. Zelf dank ik dat aan de Origanum Red die ze elke dag krijgen, samen met de Champions Mineralenmix.

Onze voermengeling is bewust vetrijk en eiwitarm. Zo hoor ik alle jaren wel van liefhebbers die jongen van zes dagen hebben met natte mest. Dat is vaak logisch te verklaren. De meeste goedkope kweekmengelingen bevatten veel eiwitten in de vorm van erwten. Als de jongen van de kropmelk af zijn en overgaan op hard voer, proppen hun ouders ze vol met moeilijk verteerbare erwten.

Vandaar hier al 25 jaar dezelfde, licht verteerbare mengeling waar de jongen perfect op grootkomen. Hier geen vetgemeste plofkuikens in de broedschaal, maar mooie, vaste jonge duiven die hun hele leven maar één mengeling eten. Hun darmgestel past zich daar perfect op aan. Sla, boerenkool of wat voor groenten dan ook verstrek ik niet. Ik zie daar geen toegevoegde waarde in.

Snoepzaad zit meer dan voldoende in de NPO-mix, evenals hennep en energierijke zaden. Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed, vandaar dat hier alles uitgebalanceerd is naargelang de behoefte van een duif. Goede duiven, een goed verlucht hok dat niet dichtbevolkt is en een goede mengeling met de juiste ondersteunende bijproducten zouden voldoende moeten zijn om tot succes te komen.

Hier gaat het zo al jaren vanaf het begin tot het einde en zo zie ik dat ook met duiven. Ik geloof alleen in duiven die kunnen winnen van 100 tot 700 km met alle weersomstandigheden. Ik heb één doffer- en één duivinnenhok en die maken alle vluchten. Overnachtvluchten uitgezonderd. Wie waar op meegaat, bepaal ik op de inkorfdag. Alleen de duiven die dit aankunnen mogen een jaar verder, de rest verdwijnt.

Veel mensen die hier zijn geweest – vooral buitenlanders – vragen elke keer: “Waar zijn de andere oude vliegduiven?” De oude duiven verblijven hier op een hok van vijf meter. Meer dan 28 vliegkoppels moeten dat niet zijn.

Vaak breng ik dat aantal al snel omlaag naar 20 voor de dagfond en 20 voor de midfond. Zo zijn er 28 kweekkoppels en geen voedsterduiven. Meer heb ik er niet nodig en zou ik ook niet willen. Naast de duiven is er ook nog een leven waar ik waarde aan hecht.