Laat de sneeuw maar verdwijnen

De jonge duiven komen hier inmiddels in de spoetnik en het rennetje wat ervoor hangt. Ze mogen nog niet naar buiten, laat eerst de sneeuw maar volledig verdwijnen. In de eerste weken dat ze naar buiten mogen, laat ik ze ook niet los wanneer het regent. Ze zijn dan een te eenvoudige prooi voor de kromsnavel.

Ondanks dat, is de scholing al wel begonnen. Ze leren te luisteren naar het fluitje, waarna ze te eten krijgen. Als ze over enkele dagen naar buiten gaan, blijf ik in de buurt. Als ik het te lang vind duren, moeten ze wel op mijn fluitsignaal naar binnen komen.

Als de jonge duiven eenmaal goed rondvliegen, mogen ze heel de dag los en moeten ze het zelf uit zien te zoeken met de roofvogels die op ze jagen. Ik houd er de laatste jaren rekening mee dat de helft afvalt. Wil ik met 50 jonge duiven starten, dan moet ik er dus 100 kweken. De rest valt af door selectie, roofvogels of tijdens het africhten.

Het is in mijn hoek wel zo dat wanneer er een jong verloren gaat, het bijna nooit meer wordt aangemeld. De enige aanmeldingen die ik krijg, zijn van duiven die hier geringd zijn en bij Jan in Friesland uitgewend worden. Wat dat betreft, lijken ze in Afdeling 10 en 11 stukken sportiever.

Gelukkig lig ik er niet wakker van, of het moet een pieper zijn die verloren gaat door een aanval. Jonge duiven die al een poosje rondvliegen en dan verloren gaan, hmm. We kunnen onszelf wel wijs willen maken dat het allemaal goede zijn, maar dat is natuurlijk niet zo.

Een superkoppel geeft evenveel afval, alleen is de kans groter dat er een superduif uit gekweekt wordt wanneer het ouderkoppel over winnaarsgenen beschikt.